In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2025 een beschikking gegeven over de onderhoudsbijdrage voor een minderjarige, geboren uit een relatie tussen de vrouw en de man. De vrouw, die op de Filipijnen woont, verzoekt om een bijdrage van € 231,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf 10 september 2021. De man, die in Nederland woont, voert verweer en vraagt om een DNA-onderzoek om het ouderschap te herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn verzoek tot DNA-onderzoek heeft ingetrokken, waardoor dit verzoek is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat Filipijns recht van toepassing is op de onderhoudsverplichtingen. De behoefte van de minderjarige wordt vastgesteld op basis van de Filipijnse familiewet, waarbij de rechtbank rekening houdt met de lagere kosten van levensonderhoud op de Filipijnen. De vrouw heeft een inkomen dat onder het bestaansminimum ligt, terwijl de man een inkomen op bijstandsniveau heeft. De rechtbank stelt de onderhoudsbijdrage vast op € 25,- per maand, met ingang van 11 juni 2024, en bepaalt dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.