In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap [naam maatschap] en [persoon A] over huurachterstand en de ontbinding van de huurovereenkomst. [persoon A] huurt sinds 12 januari 2018 een woning in Rotterdam van Havensteder, die in maart 2023 het eigendom aan [naam maatschap] heeft overgedragen. [naam maatschap] vordert betaling van een huurachterstand van € 5.610,81 en ontbinding van de huurovereenkomst, terwijl [persoon A] betwist dat [naam maatschap] vorderingsgerechtigd is voor een deel van de huurachterstand en stelt dat er gebreken aan de woning zijn die huurprijsvermindering rechtvaardigen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] een huurachterstand heeft laten ontstaan en dat hij onterecht de huurbetaling heeft opgeschort. De rechter oordeelt dat [persoon A] geen recht heeft op huurprijsvermindering, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd van de gebreken aan de woning. De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst en veroordeelt [persoon A] om de woning te ontruimen en de huurachterstand te betalen. Tevens wordt [persoon A] veroordeeld tot het betalen van buitengerechtelijke incassokosten en rente. De proceskosten komen voor rekening van [persoon A].