ECLI:NL:RBROT:2025:10715

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
11750603 VZ VERZ 25-4341
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens diefstal van een kofferset

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, S.C. Services B.V. De werknemer, die op 1 april 2025 in dienst trad, werd op 22 mei 2025 op staande voet ontslagen wegens diefstal van een kofferset. De werkgever stelde dat de werknemer op 15 mei 2025 goederen, waaronder een kofferset, had gestolen, wat werd ondersteund door camerabeelden en facturen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer niet kon aantonen dat de kofferset zijn eigendom was. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer af, waaronder een schadevergoeding en een transitievergoeding, en veroordeelde de werknemer in de proceskosten van € 949,00. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling onmiddellijk kon worden afgedwongen, zelfs als de zaak in hoger beroep werd gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11750603 VZ VERZ 25-4341
datum uitspraak: 10 september 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker](hierna: ‘werknemer’),
woonplaats: Nieuw-Vennep (gemeente Haarlemmermeer),
verzoeker,
gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen,
tegen
S.C. Services B.V.(hierna: ‘werkgever’),
vestigingsplaats: Bleiswijk (gemeente Lansingerland),
verweerster,
gemachtigde: mr. J.P.W. van Bohemen.

1.De samenvatting

Werkgever ontslaat werknemer op staande voet wegens diefstal. De kantonrechter vindt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Zij wijst de verzoeken van werknemer daarom af en veroordeelt werknemer in de proceskosten.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de e-mails van werkgever van 19 en 22 augustus 2025, met bijlagen;
  • de e-mail van werknemer van 20 augustus 2025, met bijlagen.
2.2.
Op 25 augustus 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Partijen en hun gemachtigden waren aanwezig, namens werkgever [naam 1] (financieel directeur) en [naam 2] (HR Manager).

3.Het geschil

3.1.
Werknemer is op 1 april 2025 in dienst getreden bij werkgever. Hij is op 22 mei 2025 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van de gemachtigde van werkgever van die datum staat onder meer:
In mijn brief van 16 mei jl. heb ik u in de gelegenheid gesteld om uiterlijk vandaag te 12.00 uur een exemplaar van de aangeboden vaststellingsovereenkomst ondertekend en geparafeerd aan mij te retourneren.
In deze brief is u ook gemeld dat door [werkgever] alsnog per direct ontslag op staande voet aan u zal worden verleend vanwege de in de brief van 16 mei jl. vermelde dringende rede, als ik deze ondertekende en geparafeerde versie van de vaststellingsovereenkomst niet voor laatstgenoemde tijdstip heb ontvangen.
Aangezien ik geen door u ondertekende en geparafeerde versie van de aangeboden vaststellingsovereenkomst heb ontvangen voor 12.00 uur vandaag, zal door cliënte aan u alsnog middels deze brief ontslag op staande voet worden verleend vanwege de navolgende dringende reden: ‘diefstal’.
Ter toelichting op deze dringende reden merkt cliënte op dat zij heeft geconstateerd dat u op 15 mei jl. bij het verlaten van het pand tijdens de 1e afspraak in de ochtend goederen toebehorende aan cliënte heeft meegenomen. Dit is te zien op camerabeelden van laatstgenoemde datum.
In dit verband dient te worden vermeld dat cliënte beschikt over recente facturen, waarop de 2 kisten staan vermeld, waarmee u op 15 mei jl. na uw 1e afspraak naar buiten liep. Dit geldt ook voor de overige goederen, die worden vermist. Omdat deze kisten bij uw vertrek waren afgesloten, sluit cliënte overigens niet uit dat een deel van de vermiste goederen reeds eerder door u is ontvreemd.
3.2.
Werknemer legt zich neer bij het ontslag op staande voet. Hij verzoekt, naast veroordeling van werkgever in de proceskosten:
1. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst onregelmatig/niet-rechtsgeldig is opgezegd;
2. werkgever te veroordelen aan hem (1) een gefixeerde schadevergoeding van € 5.870,00 bruto te betalen, (2) een transitievergoeding van € 235,00 bruto en (3) een billijke vergoeding van € 27.300,00, met rente.
3.3.
Werkgever voert verweer en vraagt, naast een proceskostenveroordeling, voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst op 22 mei 2025 rechtsgeldig is geëindigd met het ontslag op staande voet.
3.4.
Is dit voor de beoordeling van belang, dan wordt hierna ingegaan op wat partijen verder naar voren brengen.

4.De beoordeling

onverwijld ontslag
4.1.
Werkgever heeft werknemer op 16 mei 2025, voordat hij op staande voet is ontslagen, de gelegenheid gegeven om met een vaststellingsovereenkomst akkoord te gaan met een einde van de arbeidsovereenkomst. Aan werknemer is meegedeeld dat als hij niet voor 22 mei 2025 het voorstel zou accepteren, hij dan op staande voet zou worden ontslagen. Werknemer heeft hiervan geen gebruik gemaakt, waarna hij op 22 mei 2025 op staande voet is ontslagen. Als een werkgever een werknemer een kleine week de tijd geeft om zich te beraden over een beëindigingsvoorstel, en op voorhand aankondigt dat een ontslag op staande voet zal worden verleend bij niet tijdige acceptatie van het voorstel, is nog steeds sprake van een onverwijld gegeven ontslag [1] . Aan het vereiste dat een ontslag op staande voet onverwijld gegeven moet worden is door werkgever dan ook voldaan.
ontslag op staande voet
4.2.
Werkgever beschuldigt werknemer ervan dat hij een gereedschapskofferset van haar heeft gestolen. Op de werkgever rust de bewijslast van de dringende reden voor het ontslag op staande voet. De kantonrechter komt op basis van de stellingen van partijen en het overgelegde bewijs tot het oordeel dat werknemer inderdaad heeft gestolen en dat hij terecht op staande voet ontslagen is.
4.3.
Werkgever legt als bijlage 16 bij haar verweerschrift een factuur van 24 april 2025 van een driedelige gereedschapskofferset over. Op camerabeelden van 15 mei 2025 is te zien dat werknemer met een dergelijke kofferset het pand van werkgever verlaat. Althans, met twee van de drie delen van de set, maar werknemer erkent dat een dergelijke set uit elkaar gehaald kan worden en dat er dan drie afzonderlijke koffers zijn, waarvan ook een tweedelige set te maken is. Als van een driedelige set twee koffers meegenomen worden, betekent dit dus niet dat het om een andere kofferset gaat. Verder blijkt uit de stukken dat de kofferset enkele weken voor zijn ontslag door werknemer voor rekening van werkgever is besteld, dit heeft hij ook ter zitting erkend.
4.4.
Het enkele feit dat werknemer het pand van werkgever verlaat met een kofferset met een factuur op naam van werkgever, met als contactpersoon werknemer, betekent uiteraard niet per definitie dat werknemer deze kofferset van werkgever heeft gestolen. Het kan immers gaan om soortgelijke, maar niettemin andere koffers. Werknemer stelt in deze zaak dat dit zo is: het was mijn eigen kofferset, zegt hij, en ik heb daar een bon van. Die bon laat hij echter niet zien. Hij zegt de bon van zijn eigen koffer op 16 mei 2025 via WhatsApp naar werkgever verzonden te hebben, werkgever betwist dit. Werknemer kan de Whatsapp waarmee hij de bon naar werkgever gestuurd heeft niet meer laten zien, zo zegt hij, want hij heeft deze app gewist. Het is al vrij onwaarschijnlijk dat een werknemer, die in het kader van een beschuldiging van diefstal een aankoopbon via WhatsApp aan zijn werkgever stuurt, dat bericht vervolgens zou verwijderen, maar dat werknemer niet meer over de bon zou beschikken terwijl deze bon een belangrijk bewijsstuk is, is nog minder waarschijnlijk. Hij zegt dat hij een advocaatwissel heeft gehad en lijkt daarmee te willen insinueren dat zijn bon bij zijn vorige advocaat ligt (en hij daar dan kennelijk ook geen kopie van zou hebben bewaard noch bij die advocaat de bon zou hebben teruggevraagd), maar legt dat verder niet uit.
4.5.
Werknemer heeft verder voorafgaand aan de zitting als bewijsstuk een foto van een kofferset overgelegd, maar werkgever heeft er ter zitting op gewezen dat dit een foto van internet is. Dit heeft werknemer toegegeven. Werknemer had er ook nog voor kunnen kiezen zijn eigen kofferset mee te nemen naar de zitting. Een oudere, gebruikte kofferset ziet er immers anders uit dan een kofferset die in april 2025 is gekocht en sindsdien nog nauwelijks is gebruikt. Dit heeft werknemer echter ook niet gedaan. Het bewijs dat werknemer zelf zo’n kofferset bezit, ontbreekt volledig.
4.6.
Kortom, dat het om zijn eigen kofferset gaat toont werknemer niet aan. Niet aan werkgever, maar ook niet in deze procedure. Gelet op het bewijs dat werkgever in het geding heeft gebracht, in combinatie met meerdere tegenstrijdige verklaringen van werknemer, die zijn geloofwaardigheid niet ten goede komen en die hierna besproken worden, is de kantonrechter daarom van oordeel dat werkgever erin is geslaagd om te bewijzen dat de kofferset waarmee werknemer op 15 mei 2025 het pand van werkgever verlaat, de kofferset is die werkgever op 24 april 2025 heeft gekocht. Werknemer steelt die koffer met andere woorden dus van werkgever.
4.7.
Met tegenstrijdige verklaringen doelt de kantonrechter om te beginnen op bijlage 9 van werknemer, een volgens hem met Telegram verstuurd bericht van ‘[naam 3]’, waarmee hij financieel directeur [naam 1] bedoelt, van 1 mei 2025. [naam 1] vraagt in dat bericht of ene ‘[naam 4]’, een collega, wat gereedschap van werknemer kan lenen. Daarop zou werknemer als volgt hebben gereageerd:
Dit bericht zou moeten aantonen dat werknemer eigen gereedschap gebruikte, zo begrijpt de kantonrechter de stellingen van werknemer. [naam 1] betwist echter dat dat bericht van haar afkomstig is, zij gebruikt geen Telegram, alleen WhatsApp, en bij werkgever werkt geen [naam 4]. Werknemer kan het originele bericht op verzoek van de kantonrechter ter zitting ook niet tonen. Werknemer stelt vervolgens dat hij nooit met zijn leidinggevende via WhatsApp berichten heeft gewisseld en voor zijn werk alleen met Telegram communiceert, terwijl hij later beweert dat hij de bon van zijn eigen kofferset via WhatsApp naar [naam 1] heeft gestuurd. Wat de achternaam van deze [naam 4] is weet werknemer niet te vertellen.
4.8.
Werknemer draait in zijn verklaringen op zitting daarnaast over de inhoud van de kofferset, waarmee hij op 15 mei 2025 het pand verlaat. Op de camerabeelden is duidelijk te zien dat hij moeite heeft om de kofferset de trap af te dragen. Op de vraag van de kantonrechter wat het gewicht van de koffers is en wat er in de koffers zat, zegt werknemer dat de koffers leeg al zo’n 35 tot 40 kilo wegen en er alleen een paar schroevendraaiers in de koffers zaten, die van hemzelf waren. Als de kantonrechter hem vervolgens voorhoudt dat het gewicht van de kofferset volgens verkoopinformatie op internet aanzienlijk lichter is dan hij stelt, verklaart werknemer opeens dat ook zijn eigen boormachine in de kofferset zat.
4.9.
Hier komt nog bij de manier waarop werknemer met de kofferset het pand verlaat. Hij doet dat overigens direct nadat hij te horen heeft gekregen dat hij op non-actief is gesteld en hem gezegd is dat er een voorstel zal worden gedaan voor een beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Werknemer loopt met enige haast met de kofferset naar buiten en zet deze om de hoek op de parkeerplaats, precies achter een grote plant die in de hoek van de hal bij het raam staat. Daardoor is de kofferset grotendeels uit het zicht van de camera verdwenen, die in de hal hangt. Vervolgens loopt werknemer weer naar binnen, de trap op, om zijn rugzak te halen. Het is niet erg logisch om zo’n kofferset alvast buiten op de parkeerplaats om de hoek van de ingang te zetten, in plaats van deze in de hal te laten staan, als je nog iets boven moet gaan halen. De kantonrechter heeft dit tijdens de zitting aan werknemer voorgehouden, maar hij had hier geen logische verklaring voor, anders dan ‘ik zet daar altijd mijn spullen neer’. Het heeft er alle schijn van dat werknemer de kofferset daar heeft neergezet, omdat hij op die plek door de grote groene plant bijna volledig aan het zicht van de camera wordt onttrokken.
4.10.
Kortom, de factuur van de kofferset van 24 april 2025 waarover werkgever beschikt, de camerabeelden van 15 mei 2025, het ontbreken van de bon van de eigen kofferset van werknemer of enig ander bewijs, in combinatie met meerdere tegenstrijdige verklaringen van werknemer ter zitting en de wijze waarop hij de kofferset buiten om de hoek achter een grote plant buiten het zicht van de camera neerzet, leiden de kantonrechter tot het oordeel dat werknemer een kofferset van werkgever gestolen heeft. Hij is terecht om deze reden op staande voet ontslagen.
4.11.
Werknemer heeft geen persoonlijke omstandigheden gesteld, die zouden moeten leiden tot een ander oordeel over het ontslag op staande voet. De kantonrechter zal, op verzoek van werkgever, voor recht verklaren dat sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
transitievergoeding en billijke vergoeding
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door het plegen van diefstal, zodat hij ook geen recht heeft op een transitievergoeding of een billijke vergoeding.
proceskosten
4.13.
Werknemer krijgt ongelijk. Hij wordt daarom veroordeeld in de proceskosten. Die kosten bestaan aan de kant van werkgever uit € 814,00 aan gemachtigdensalaris en € 135,00 aan nakosten. Dit is bij elkaar € 949,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als deze beschikking door een deurwaarder uitgereikt moet worden.
uitvoerbaar bij voorraad
4.14.
Deze beschikking wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat als deze zaak aan een hogere rechter voorgelegd wordt, in afwachting van de uitspraak van die hogere rechter afgedwongen kan worden dat aan de proceskostenveroordeling in deze beschikking wordt voldaan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat werkgever werknemer op 22 mei 2025 terecht op staande voet ontslagen heeft;
5.2.
veroordeelt werknemer in de proceskosten, aan de kant van werkgever begroot op een bedrag van € 949,00;
5.3.
verklaart deze beschikking wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst wat meer of anders verzocht is af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
686

Voetnoten

1.Hoge Raad 4 november 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4680, NJ 1984/187. Zie ook Rechtbank Noord-Holland 20 januari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1451