In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, S.C. Services B.V. De werknemer, die op 1 april 2025 in dienst trad, werd op 22 mei 2025 op staande voet ontslagen wegens diefstal van een kofferset. De werkgever stelde dat de werknemer op 15 mei 2025 goederen, waaronder een kofferset, had gestolen, wat werd ondersteund door camerabeelden en facturen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer niet kon aantonen dat de kofferset zijn eigendom was. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer af, waaronder een schadevergoeding en een transitievergoeding, en veroordeelde de werknemer in de proceskosten van € 949,00. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling onmiddellijk kon worden afgedwongen, zelfs als de zaak in hoger beroep werd gebracht.