ECLI:NL:RBROT:2025:10892

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
11644725 CV EXPL 25-9211
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eigen risico uit zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft gedaagde een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten met CZ Zorgverzekeringen N.V. en Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ Groep U.A. Gedaagde wordt door CZ aangesproken voor een onbetaald eigen risico van € 140,09 dat betrekking heeft op zorgkosten die in 2024 zijn gemaakt. CZ stelt dat gedaagde dit bedrag verschuldigd is, evenals buitengerechtelijke incassokosten en rente, omdat hij niet tijdig heeft betaald. Gedaagde betwist de eis van CZ en stelt dat het in rekening gebrachte eigen risico betrekking heeft op stomazakken, terwijl hij alleen katheterzakken gebruikt. De kantonrechter heeft de eis van CZ toegewezen en geoordeeld dat gedaagde het eigen risico van € 140,09 moet betalen, omdat de kosten onder het verplicht eigen risico vallen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de discussie over de levering van de juiste hulpmiddelen tussen gedaagde en de leverancier Mediq moet worden opgelost, en dat CZ geen partij is in die overeenkomst. Daarnaast is gedaagde ook aansprakelijk voor de incassokosten van € 40,00 en de rente over het eigen risico. De totale te betalen som bedraagt € 178,18, vermeerderd met rente, en gedaagde moet ook de proceskosten van € 381,14 betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11644725 CV EXPL 25-9211
datum uitspraak: 5 september 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.CZ Zorgverzekeringen N.V.,

2. Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ Groep U.A.,
vestigingsplaats: Tilburg,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde ],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘CZ’ en ‘[gedaagde ]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 januari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek, met bijlagen;
  • de akte van CZ van 7 augustus 2025.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde ] heeft met CZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst moet [gedaagde ] eigen risico aan CZ betalen voor zorg die aan hem wordt geleverd. Volgens CZ heeft [gedaagde ] een bedrag van € 140,09 aan eigen risico over 2024 onbetaald gelaten. CZ eist daarom in deze procedure dat [gedaagde ] wordt veroordeeld om dat bedrag aan haar te betalen. Omdat [gedaagde ] niet op tijd heeft betaald, is [gedaagde ] volgens CZ ook een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de rente aan haar verschuldigd.
2.2.
[gedaagde ] is het niet eens met de eis van CZ. Volgens [gedaagde ] heeft het in rekening gebrachte eigen risico betrekking op een bestelling van stomazakken, terwijl hij alleen katheterzakken gebruikt. [gedaagde ] kan de stomazakken niet gebruiken.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van CZ toe. Hieronder wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagde ] is het eigen risico van € 140,09 aan CZ verschuldigd
2.4.
CZ heeft op 17 april 2024 per factuur een bedrag van €140,09 aan eigen risico bij [gedaagde ] in rekening gebracht. De kantonrechter leidt uit het door CZ overgelegde declaratieoverzicht af dat dit bedrag betrekking heeft op farmaceutische hulp (€ 8,09) en een bestelling bij Mediq (€ 132,00). De kantonrechter begrijpt dat de discussie tussen partijen zich richt op het deel van de factuur dat betrekking heeft op de bestelling bij Mediq. [gedaagde ] heeft de verschuldigdheid van het deel van de factuur dat betrekking heeft op farmaceutische hulp niet betwist.
2.5.
De kantonrechter begrijpt dat er aan de zijde van [gedaagde ] onduidelijkheid bestaat over welke bestelling door CZ in rekening is gebracht. CZ heeft in dit verband toegelicht dat het gaat om een bestelling die [gedaagde ] op 3 maart 2024 bij Mediq heeft geplaatst, welke op 9 maart 2024 aan [gedaagde ] is geleverd. CZ heeft verder toegelicht dat het gaat om een bestelling van katheterhulpmiddelen. Volgens CZ is als gevolg van een systeemfout op het declaratieoverzicht per abuis vermeld dat de bestelling bij Mediq betrekking heeft op ‘stomahulpmiddelen’, terwijl het om een bestelling van katheterhulpmiddelen gaat. Volgens CZ is [gedaagde ] hierover tijdens een telefoongesprek op 15 maart 2024 geïnformeerd. [gedaagde ] heeft dit niet betwist. [gedaagde ] erkent dat hij op 3 maart 2024 katheterhulpmiddelen heeft besteld bij Mediq en heeft hij bij antwoord ook de bestelbevestiging en pakbon van die bestelling overgelegd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat het in rekening gebrachte eigen risico van € 132,00 (ondanks de vermelding op het declaratieoverzicht dat het ‘stomahulpmiddelen’ betreft) betrekking heeft op de bestelling bij Mediq van katheterhulpmiddelen van 3 maart 2024.
2.6.
[gedaagde ] heeft met CZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten en heeft zich daarmee verplicht om het eigen risico dat door CZ in rekening wordt gebracht, te betalen. CZ heeft in dit geval de kosten van de bestelling die [gedaagde ] op 3 maart 2024 bij Mediq heeft geplaatst, vergoed. Omdat deze kosten vallen onder het verplicht eigen risico, komen deze voor rekening van [gedaagde ]. Voor zover [gedaagde ] de verkeerde hulpmiddelen geleverd heeft gekregen van Mediq (stomazakken in plaats van katheterzakken), kan dat niet aan CZ worden tegengeworpen. Of Mediq de juiste hulpmiddelen heeft geleverd, is namelijk een kwestie die zich tussen [gedaagde ] en Mediq afspeelt in het kader van de tussen hen gesloten overeenkomst. CZ is geen partij bij die overeenkomst. [gedaagde ] moet daarvoor contact opnemen met Mediq.
2.7.
Het voorgaande brengt de kantonrechter tot het oordeel dat [gedaagde ] het in rekening gebrachte eigen risico voor de bestelling bij Mediq van € 132,00, evenals het in rekening gebrachte eigen risico voor farmaceutische hulp van € 8.09, aan CZ moet betalen. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde ] op 17 december 2024, voor het uitbrengen van de dagvaarding, € 8,09 aan CZ heeft betaald. Als iemand afbetaalt op een schuld dan wordt dit eerst in mindering gebracht op de kosten, vervolgens op de rente en daarna op de hoofdsom (artikel 6:44 BW). Daarom wordt hierna eerst beoordeeld of [gedaagde ] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en/of rente aan CZ verschuldigd is. Daarna kan worden vastgesteld hoe hoog de hoofdsom nog is.
[gedaagde ] moet € 178,18 aan CZ betalen, met de rente over de hoofdsom vanaf 29 januari 2025
2.8.
CZ maakt aanspraak op incassokosten over het in rekening gebrachte eigen risico. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde ] deze incassokosten van € 40,00 aan CZ verschuldigd is, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
2.9.
De gevorderde rente over het eigen risico wordt ook toegewezen, omdat CZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde ] dat niet heeft betwist. De rente berekend tot 29 januari 2025 bedraagt € 6,18.
2.10.
De betaling van 17 december 2024 van € 8,09 strekt allereerst in mindering op de verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten. Dit betekent dat [gedaagde ] nog een bedrag van € 31,91 (€ 40,00 - € 8,09) aan incassokosten aan CZ moet betalen. [gedaagde ] moet daarnaast de hoofdsom van € 140,09 en de rente aan CZ betalen. De kantonrechter veroordeelt [gedaagde ] daarom om € 178,18, te vermeerderen met de rente over de hoofdsom vanaf 9 januari 2025, aan CZ te betalen.
[gedaagde ] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde ], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde ] aan CZ moet betalen op € 146,14 aan dagvaardingskosten, € 135,00 aan griffierecht, € 80,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 40,00) en € 20,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 381,14. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat CZ dat eist en [gedaagde ] geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde ] om aan CZ te betalen € 178,18 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 140,09 vanaf 29 januari 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde ] in de proceskosten, die aan de kant van CZ worden begroot op € 381,14;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
62828