ECLI:NL:RBROT:2025:10983

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
ROT 23/8586
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep na overlijden eiseres en gebrek aan bevoegdheid van gemachtigde

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, afkomstig uit Vlaardingen, had een aanvraag ingediend bij de minister van Financiën om geldschulden over te nemen op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen. Het verzoek werd echter afgewezen door de minister op 13 juni 2023. Eiseres ging in bezwaar, maar dit bezwaar werd op 14 november 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 werd echter vastgesteld dat eiseres was overleden. De gemachtigde van eiseres heeft dit bevestigd en aangegeven niet bevoegd te zijn om namens de gezamenlijke erven op te treden, en dat er geen verklaring van erfrecht kon worden overgelegd. De rechtbank heeft vervolgens moeten beoordelen of het beroep ontvankelijk was. Gezien het overlijden van eiseres en het ontbreken van een verklaring van erfrecht, concludeerde de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk was. Dit betekent dat de rechtbank niet toekwam aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8586

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Vlaardingen, eiseres

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

de minister van Financiën

(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

1. Met het besluit van 13 juni 2023 heeft de minister de aanvraag van eiseres om geldschulden over te nemen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen afgewezen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 november 2023 heeft de minister het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 13 juni 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. De gemachtigde van eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de gemachtigde van eiseres gelegenheid te geven schriftelijke vragen te beantwoorden. De gemachtigde van eiseres heeft een nader stuk ingediend. Partijen hadden geen behoefte aan een nadere zitting. De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank moet beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Tijdens de zitting heeft de minister gesteld dat eiseres is overleden. De gemachtigde van eiseres heeft dit nadien schriftelijk bevestigd en verklaard dat zij niet bevoegd is namens de gezamenlijke erven op te treden, dat geen verklaring van erfrecht kan worden overgelegd en dat een van de erfgenamen het beroep zou willen voortzetten.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep niet-ontvankelijk. Met het overlijden van eiseres gedurende de procedure is haar procesbelang komen te vervallen. [1] Omdat de gemachtigde van eiseres heeft verklaard dat zij niet bevoegd is namens de gezamenlijke erven op te treden, moet een verklaring van erfrecht worden overgelegd, zodat de rechtbank kan vaststellen dat degene die de procedure wil voortzetten, daadwerkelijk een erfgenaam is van eiseres. Nu deze verklaring van erfrecht kennelijk niet kan worden overgelegd, kan de rechtbank dat niet vaststellen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Huisman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijv. ABRvS 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2127.