ECLI:NL:RVS:2018:2127
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bestuursdwang en sluiting van woning na overlijden appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door wijlen [appellant] tegen een besluit van de burgemeester van Enschede. Op 6 juni 2016 heeft de burgemeester onder aanzegging van bestuursdwang gelast dat de woning aan [locatie] te Enschede (Glanerbrug) voor de duur van zes maanden gesloten moest worden. Dit besluit werd genomen naar aanleiding van eerdere incidenten die aanleiding gaven tot de sluiting. De burgemeester verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit op 4 oktober 2016 ongegrond. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank Overijssel, die op 24 januari 2017 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 juni 2018 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting is gebleken dat [appellant] na het instellen van het hoger beroep is overleden. Dit heeft geleid tot de vraag of er nog een belang bestond bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen bekend zijn die als rechtsopvolgers van [appellant] een belang hebben bij de beoordeling van het hoger beroep. Hierdoor is het belang van [appellant] bij de zaak komen te vervallen.
Op basis van deze overwegingen heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het hoger beroep niet verder inhoudelijk is behandeld. De uitspraak is gedaan door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.