Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 april 2024, met bijlagen 1 tot en met 16;
- het bevoegdheidsincident;
- het antwoord in incident;
- het vonnis in incident;
- het antwoord in de hoofdzaak, met bijlagen 1 tot en met 4.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de VvE [adres]. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. T.T. Robijn, vorderde betaling van annuleringskosten ter hoogte van € 15.369,71, omdat de VvE een overeenkomst van aanneming van werk zou hebben geannuleerd. De VvE, vertegenwoordigd door mr. V. Kortenbach, betwistte de vordering en stelde dat de toenmalig voorzitter van de VvE niet bevoegd was om de overeenkomst aan te gaan. De kantonrechter oordeelde dat de voorzitter niet de vereiste bevoegdheid had om een overeenkomst van deze omvang aan te gaan, en dat de eiseres dit had kunnen en moeten weten door het handelsregister te raadplegen. De rechter concludeerde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen en wees de vordering van de eiseres af. Tevens werd eiseres veroordeeld in de proceskosten van de VvE, die op € 947,- werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.