Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De samenvatting
2.De procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het verweerschrift, met bijlagen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Want ze weet dat ik een jaar niet wil werken’. Dit biedt steun voor de stelling van werkgever dat werkneemster na het gesprek op 2 april 2025 met de managers (zie 4.4), in het vervolggesprek met werkgever heeft gezegd dat zij in 2025 en misschien zelfs ook 2026 niet meer wilde werken en mogelijk niet meer bij werkgever terug wilde komen. Voldoende aannemelijk is in elk geval dat er in april 2025 op zijn minst gesproken is over de wens van werkneemster om een veel langer verlof dan gebruikelijk na een bevalling te genieten. Dat werkgever een vaststellingsovereenkomst heeft aangeboden, is tegen de achtergrond van de mededeling van werkneemster dat zij niet meer terug wilde komen na haar bevalling dan wel dat zij een veel langer verlof wilde, geen actie geweest die duidt op discriminatie in verband met zwangerschap.
mogelijkheidaan werkneemster voorgelegd. Werkneemster zou daarmee haar recht op een socialezekerheidsuitkering na het einde van haar verlof veilig kunnen stellen. Volgens werkneemster is zij door werkgever onder druk gezet om direct te tekenen, maar dat heeft werkgever betwist en gesteld dat er een week later een vervolggesprek zou plaatsvinden. Dat werkgever in de tussenliggende periode ook niet aangedrongen heeft op het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst, maakt het plausibel dat er inderdaad een vervolggesprek gepland was en werkneemster – anders dan zij stelt – niet onder druk is gezet om direct te ondertekenen.
ntrekkingstermijn
ernstigverwijtbaar handelen van een werkneemster aan te nemen ligt hoog. In dit geval zou werkneemster verweten kunnen worden dat zij de arbeidsverhouding heeft verstoord door op een gegeven moment niet meer in gesprek te willen met werkgever en door (ten onrechte, zoals hiervoor is geoordeeld) de zware beschuldiging van discriminatie op tafel te leggen. Daar staat echter tegenover dat de situatie is begonnen toen werkgever op een ongelukkig moment – toen werkneemster vroeg om drie weken aanvullend verlof in verband met problemen met haar zwangerschap – te beginnen over aanpassing van de arbeidsomvang. Daarmee is de verstoring in de arbeidsverhouding gestart en daarna is het verder gegaan. Zowel werkgever als werkneemster valt wel iets te verwijten dus, zoals dat vaak gaat als de arbeidsverhouding verstoord raakt, maar een
ernstigverwijt kan daarvan aan werkneemster gelet op wat hiervoor is geoordeeld niet gemaakt worden. Werkneemster heeft daarom recht op een transitievergoeding.