3.9.Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals weergegeven onder ‘Procesverloop’.
4. Eiseres heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Eiseres dient als belanghebbende te worden aangemerkt omdat [bedrijf X] de omstandigheid dat haar alsnog een vergunning is verleend, als argument gebruikt in de civiele procedure. Ook is eiseres een zogenoemde artikel 12-procedure gestart bij het gerechtshof, waarbij zij opkomt tegen de sepotbeslissing van het Openbaar Ministerie. De mogelijke intrekking van de vergunning kan een positieve uitwerking hebben op de uitkomst van deze procedure. Deze procedure is ook van belang voor de erkenning van het slachtofferschap van eiseres. Verder heeft eiseres gewezen op het maatschappelijk belang van goed functionerende recherchebureaus. Ter zitting heeft eiseres betoogd dat de staatssecretaris niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd.
Is eiseres belanghebbende?
5. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij een besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
6. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd, geen reden om te oordelen dat eiseres als belanghebbende moet worden aangemerkt. Er moet een belang zijn bij het rechtsgevolg van het besluit waarom is verzocht, in dit geval dus een belang bij intrekking van de aan [bedrijf X] verleende vergunning. Intrekking van de vergunning leidt ertoe dat [bedrijf X] geen recherchewerkzaamheden meer kan verrichten. Ten tijde van het bestreden besluit werd eiseres echter niet door [bedrijf X] onderzocht. Er bestonden op dat moment ook geen aanwijzingen dat dit in de toekomst wel (weer) zou gaan gebeuren. Het belang van eiseres onderscheidt zich daarom in onvoldoende mate van dat van anderen die in een onderzoek van [bedrijf X] zouden kunnen worden betrokken. Ook ten aanzien van het door eiseres naar voren gebrachte maatschappelijke belang van het juist functioneren van recherchebureaus onderscheidt eiseres zich onvoldoende van anderen. De mogelijkheid dat een besluit over het verzoek tot intrekking van de vergunning van belang kan zijn voor verdere procedures, waaronder de artikel 12-procedure, levert niet een voldoende rechtstreeks belang op.
7. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het verzoek tot intrekking van de vergunning geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb is. Dit betekent dat de brief van 5 september 2024 geen besluit is en dat de staatssecretaris het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Heeft de staatssecretaris alle op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden?
8. Volgens eiseres had de staatssecretaris e-mailcorrespondentie tussen eiseres en de staatssecretaris (Justis), waarin eiseres haar zorgen heeft geuit over de betrouwbaarheid van [bedrijf X] , aan het procesdossier moeten toevoegen. De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog. Op grond van artikel 8:42 van de Awb moet het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de bestuursrechter zenden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris dit gedaan. De door eiseres bedoelde stukken liggen niet ten grondslag aan het bestreden besluit. Verder is niet aannemelijk geworden dat de stukken van belang zijn voor de beoordeling of eiseres kan worden aangemerkt als belanghebbende.