In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 september 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag door de burgemeester van Rotterdam behandeld. Eiseres had op 10 april 2024 een aanvraag ingediend om als beheerder/leidinggevende van Café [naam café] te worden aangemeld. Deze aanvraag werd afgewezen op 13 juni 2024, omdat het een herhaalde aanvraag betrof en er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2025 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. Na de zitting heeft de burgemeester aanvullende stukken ingediend, waarop eiseres heeft gereageerd. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een andere beoordeling rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de eerdere afwijzing op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) terecht was. Eiseres heeft ook aangevoerd dat de afwijzing in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om griffierecht en proceskostenvergoeding af.