ECLI:NL:RBROT:2025:11387

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
11823162 VV EXPL 25-454
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herinschaling in functie van hovenier A afgewezen wegens ontbreken spoedeisend belang en onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en zijn werkgever over de inschaling in de functie van hovenier. De werknemer, die tot 1 april 2025 werkzaam was als medewerker hovenier, vorderde een herinschaling naar de functie van hovenier A, met een bijbehorend hoger loon. De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De werknemer had namelijk veel tijd laten verstrijken tussen het einde van zijn dienstverband en het indienen van de dagvaarding. Bovendien was de kantonrechter van mening dat de werknemer onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij recht had op de hogere inschaling. De kantonrechter oordeelde dat de inschaling als medewerker hovenier, de laagste functie in de cao voor het hoveniersbedrijf, niet onjuist was, maar dat de werknemer niet had aangetoond dat hij in de functie van hovenier A had moeten worden ingeschaald. De vordering werd afgewezen en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van de werkgever werden begroot op € 678,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11823162 VV EXPL 25-454
datum uitspraak: 17 september 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Lekkerkerk,
eiser,
gemachtigde: mr. M.C.G.M. van den Heuvel,
tegen

1.[gedaagde 1],

vestigingsplaats: Krimpen aan den IJssel,

2. [gedaagde 2], vennoot van gedaagde sub 1,

woonplaats: Krimpen aan den Lek,

3. [gedaagde 3], vennoot van gedaagde sub 1,

woonplaats: Krimpen aan den Lek,
gedaagden,
gemachtigde: mr. I.P. Biemond.
Eiser wordt hierna ‘werknemer’ en gedaagden gezamenlijk worden ‘werkgever’ genoemd.

1.Waar de zaak over gaat

Werknemer en werkgever verschillen van mening over de functie-inschaling van werknemer. Werknemer werkte tot 1 april 2025 in de functie van medewerker hovenier bij werkgever. Hij vindt dat hij gelet op zijn werkervaring en het werk dat hij heeft gedaan had moeten worden ingeschaald in de functie van hovenier A en alsnog het hogere loon moet ontvangen. De kantonrechter wijst de vordering van werknemer af wegens het ontbreken van spoedeisend belang. Ook bij een inhoudelijke beoordeling heeft de vordering van werknemer in dit kort geding geen kans van slagen.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 augustus 2025, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de aanvullende bijlagen van werknemer;
  • de spreekaantekeningen van werknemer.
2.2.
Op 1 september 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Werknemer was aanwezig met zijn gemachtigde. Namens werkgever waren de gedaagden sub 1 en sub 2 aanwezig met de gemachtigde.

3.Het geschil

3.1.
Werknemer eist samengevat werkgever te veroordelen aan hem te betalen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • € 8.313,31 bruto met wettelijke rente en wettelijke verhoging, onder gelijktijdige verstrekking van een loonstrook, binnen 14 dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat werkgever niet aan de veroordeling voldoet;
  • het restant van de transitievergoeding, met wettelijke rente en wettelijke verhoging, onder gelijktijdige verstrekking van een loonstrook, binnen 14 dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat werkgever niet aan de veroordeling voldoet;
  • de werkelijke gemaakte advocaatkosten, binnen 14 dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat werkgever niet aan de veroordeling voldoet;
  • en werkgever te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Werknemer heeft van 1 april 2023 tot 1 april 2025 bij werkgever gewerkt op basis van een arbeidsovereenkomst. Hij was volgens zijn arbeidsovereenkomst werkzaam in de functie van medewerker hovenier. Werknemer is van mening dat hij had moeten worden ingeschaald in de functie van hovenier [naam] de verkeerde inschaling heeft hij te weinig loon ontvangen. Werknemer wil dat werkgever wordt veroordeeld tot betaling van het verschil aan loon en het restant van de transitievergoeding. Verder wil werknemer dat werkgever zijn volledige advocaatkosten vergoedt omdat werkgever nergens op heeft gereageerd. Hierdoor was hij genoodzaakt een procedure te starten.
3.3.
Werkgever is het niet eens met werknemer. Werknemer werkte alleen onder toezicht en in aanwezigheid van werkgever. Hij bedankte voor de taken met meer verantwoordelijkheden. Dit past bij de functie van medewerker hovenier. Werkgever heeft dit aan werknemer laten weten. Wat werkgever betreft is het dienstverband netjes afgewikkeld en is ook tijdens het dienstverband alles altijd naar tevredenheid verlopen.

4.De beoordeling

Kort geding
4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling moet worden beoordeeld hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat werknemer heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor werkgever als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Spoedeisend belang
4.2.
In het algemeen geldt dat een loonvordering naar haar aard spoedeisend is. De achterliggende gedachte is dat een werknemer afhankelijk is van de betaling van het loon om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Dat speelt hier niet. Het gaat in deze zaak niet om achterstallige betaling van het overeengekomen loon, maar over een verschil van mening over de vraag of werknemer recht had op betaling in een hogere schaal dan de schaal die werkgever hem betaalde. De arbeidsovereenkomst is al beëindigd. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet spoedeisend. Daarbij komt dat werknemer zelf veel tijd heeft laten verstrijken tussen het einde van het dienstverband (op 1 april 2025) en het uitbrengen van de dagvaarding (op 22 augustus 2025). Dat werknemer in de afgelopen tijd veel kosten heeft gehad in verband met een verhuizing, en door de stress van de procedure zijn medische klachten verergeren, zoals hij heeft gesteld, kan niet leiden tot het oordeel dat hij in de gegeven situatie wel een spoedeisend belang heeft bij het kort geding.
4.3
De vordering van werknemer stuit daarom al af op het ontbreken van spoedeisend belang. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende. Ook als het aankomt op een inhoudelijke beoordeling van de vordering van werknemer krijgt werknemer geen gelijk. Hierna wordt dit toegelicht.
Inschaling
4.4.
Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de Cao voor het hoveniersbedrijf in Nederland (hierna ‘de cao’). In de cao wordt verwezen naar het Handboek ‘functiewaardering groene sector’, dat integraal onderdeel uitmaakt van deze cao. In het handboek staan referentiefuncties. Er zijn meerdere hoveniersfuncties waaronder de functies die in deze procedure aan de orde zijn gesteld, namelijk medewerker hovenier en hovenier A. Werknemer is ingedeeld in de functie medewerker hovenier. Het gaat in die functie om ‘het uitvoeren van enkelvoudige werkzaamheden bij de uitvoering van opdrachten m.b.t. het onderhouden van tuinen, openbare groenvoorziening e.d.’. In de functie van hovenier A, waarin werknemer vindt dat hij thuishoorde, gaat het om ‘het verrichten van werkzaamheden (in teamverband) m.b.t. aanleg, renovatie en onderhoud van tuinen (al dan niet onder architectuur), vegetatiedaken, openbaar groen en sport- en recreatieterreinen. In bepaalde gevallen geeft een hovenier A leiding aan 1 of 2 medewerkers’.
4.5.
Werknemer heeft ter zitting verklaard dat hij niet alleen onderhoudswerkzaamheden heeft gedaan maar ook onder meer tuinen heeft aangelegd, verlichting heeft aangelegd en schuttingen heeft geplaatst. Hij werkte wel vrijwel altijd samen met werkgever. Het kwam wel eens voor dat hij enkele uren alleen was op een klus maar dat gebeurde slechts als werkgever bijvoorbeeld de hond moest uitlaten als zijn vrouw ziek was of spullen moest gaan halen, zo hebben beide partijen bevestigd. Verder heeft werknemer een aantal keren snoeiwerkzaamheden gedaan zonder aanwezigheid van werkgever. Volgens werkgever, en werknemer heeft dit niet weersproken, had werknemer ditzelfde snoeiwerk al vele malen samen met werkgever gedaan. Verder verliepen de inhoudelijke contacten met de klant over (de uitvoering van) het werk steeds tussen werkgever en de klant, zo heeft werknemer tijdens de zitting ook bevestigd. Als werkgever enkele uren weg was, werkte werknemer soms ook samen met een ZZP-er, die hij dan in de gaten moest houden. Werkgever heeft wel erkend dat werknemer zich niet alleen bezig heeft gehouden met het onderhoud van tuinen, maar ook werkzaamheden heeft verricht bij de aanleg en renovatie van tuinen, maar dit wel steeds onder leiding en toezicht van werkgever, aldus werkgever. De verklaring van een klant, waaruit blijkt dat werknemer in juli 2021 zelfstandig een tuin heeft aangelegd, gaat over een klus die werknemer als zelfstandige met zijn eigen eenmanszaak heeft aangenomen, en dus niet in loondienst van werkgever, zo heeft werknemer ter zitting erkend.
4.6.
De kantonrechter vindt voor dit moment dat op basis van wat partijen hebben aangevoerd voldoende aannemelijk is dat de inschaling als ‘medewerker hovenier’ - de laagste hoveniersfunctie die de cao kent - niet juist was gelet op de werkzaamheden die werknemer voor werkgever heeft uitgevoerd. Maar daarmee is zeker nog niet gezegd dat werknemer dan in de functie van hovenier A had moeten worden ingeschaald. Naarmate de functieschalen oplopen nemen de moeilijkheidsgraad en de omvang van de werkzaamheden toe. De functieschalen kennen wat de omschrijving van de werkzaamheden betreft ook de nodige overlap. Op basis van wat werknemer in het kader van deze procedure heeft aangevoerd – en gelet op de ter zitting gegeven toelichting op zijn werkzaamheden (zie hiervoor) – heeft hij te weinig gesteld om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat hij in de functie van hovenier A had moeten worden ingeschaald. Daarbij weegt mee dat het toezicht houden op een ZZP-er als werkgever even weg was naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet onder leiding geven in de zin van de functieomschrijving van hovenier A valt. Werknemer baseert zijn vorderingen in deze kort geding procedure (uitsluitend) op de stelling dat hij had moeten worden ingeschaald in de functie van hovenier A. Tussen medewerker hovenier en hovenier A zit nog een tweetal andere functies (assistent hovenier en hovenier). Het valt niet uit te sluiten dat werknemer in één van die functies had moeten worden ingeschaald. Dus niet als medewerker hovenier, maar ook niet als hovenier A.
4.7.
De vorderingen van werknemer worden afgewezen.
Werknemer moet de proceskosten betalen
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van werknemer omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten aan de kant van werkgever € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 678,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van werknemer af;
5.2.
veroordeelt werknemer in de proceskosten, die aan de kant van werkgever worden begroot op € 678,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
540