ECLI:NL:RBROT:2025:11443

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
ROT 24/7804
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan vervoerder voor het vervoeren van een niet geschikt varken met ernstige open wond

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een boete van € 6.000,- die aan eiseres, een vervoerder van varkens, was opgelegd. De boete was het gevolg van een overtreding van de Wet dieren, omdat een varken met een ernstige open wond was vervoerd. Eiseres was het niet eens met de opgelegde boete en had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, die de boete had opgelegd. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de boete beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres betwistte dat het varken niet geschikt was voor vervoer, maar de rechtbank oordeelde dat de bevindingen van de toezichthouder, die de ernstige wond had vastgesteld, niet ter discussie gesteld konden worden. De rechtbank concludeerde dat eiseres terecht was beboet, omdat het varken niet geschikt was voor transport. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete evenredig was, gezien de ernst van de overtreding en het feit dat eiseres eerder voor een soortgelijke overtreding was beboet. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7804

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
(gemachtigde: mr. F. Peters van Neijenhof).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een boete van € 6.000,- die verweerder met het besluit van 2 februari 2024 aan eiseres heeft opgelegd voor een overtreding van de Wet dieren. Eiseres is het niet eens met deze boete. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van de boete.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder de boete terecht heeft opgelegd. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
1.2.
Onder 2. staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3. staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4.1. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
1.3.
De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 4 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij het boetebesluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft een nader stuk ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam] (directeur van eiseres), de gemachtigde van verweerder en [naam] (toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)).

Totstandkoming van het bestreden besluit

3.1.
Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen dat op 23 september 2023 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA.
De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevinding 23 augustus 2023 omstreeks 18:00 uur.
Ik heb in het bedrijf aangesproken en ben met naam en functie bekend bij: [naam] , functie: Stalbaas.
Tijdens de am keuring van vleesvarkens in het kader van mijn reguliere toezicht bij [naam slachterij] bevond ik mijn in de aanvoerhal voor varkens van dit bedrijf. Er werd op dat moment een vrachtauto gelost waarvan ik vooraf had gezien dat deze was voorzien van kenteken [kenteken]. Bij het lossen van een groep varkens van de vrachtauto zag ik een varken met slachtbliknummer [nummer] over de laadbrug naar beneden lopen. Het dier liep op een niet afwijkende wijze en maakte geen zieke indruk. Halverwege de laadbrug keerde het varken om waardoor ik de linkerzijde van het varken kon bekijken. Op de linkerham van het varken was een grote en ernstige open wond met een diameter van ongeveer 25 centimeter zichtbaar.
Op grond van deze bevinding besloot ik om dit varken nader te onderzoeken. Bij dit onderzoek zag ik dat de huid over het gehele oppervlak van de wond was verdwenen, dat de onderliggende weefsels waren aangetast en ontstoken, dat er sprake was van granulatie weefsel en korsten en dat de wondranden rafelig waren (zie bijlage 1).
Op basis van genoemde kenmerken van deze bevinding concludeer ik dat het een zeer ernstige, ontstoken en open wond betreft. En op basis van de antedateringstabellen met betrekking tot de genoemde kenmerken uit het boek Gerechtelijke Diergeneeskunde van Proffesor Breukink concludeer ik dat de open wond reeds meerdere dagen voor het transport aanwezig moet zijn geweest.
Deze wond had door de transporteur bij het laden opgemerkt moeten zijn aangezien deze ook vanaf meerdere meters afstand goed zichtbaar was.
Na het lossen van de vrachtauto met kenteken [kenteken] en mijn nadere onderzoek van het varken sprak ik de chauffeur van de betreffende vrachtwagen aan. Ik zei hem dat hij niet tot antwoorden verplicht was, zegde hem als vertegenwoordiger van de vervoerder een Rapport van Bevindingen aan, vroeg hem zijn naam en of hij nog een verklaring omtrent het laden en het vervoeren van dit varken wilde afleggen. Hij antwoorde mij dat zijn naam [chauffeur] was, dat hij de wond tijdens het laden niet gezien had en dat hij verder geen verklaring wilde afleggen.
Uit het aanvoerformulier slachtvarkens (zie bijlage 2) dat ik van [naam] kreeg bleek dat het transport waarmee dit varken was aangevoerd ongeveer een half uur had geduurd en dat dit op 23 augustus 2023 tussen 15.30 uur en 18.30 uur had plaats gevonden.
Als vervoeder stond op dit formulier [naam] vermeld, als kenteken van het vervoermiddel [kenteken] en als chauffeur [chauffeur]. Uit ervaring weet ik dat [chauffeur] op de door hem ondertekende aanvoerformulieren regelmatig de benaming [naam] hanteerd voor de vervoerder [eiseres] uit [plaats].
De vervoerder vervoerde een dier dat niet mocht worden vervoerd omdat het niet geschikt was voor het voorgenomen transport ; het vertoonde een grote open wond op de linker ham met een diameter van ongeveer 25 centimeter.
3.2.
Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De vervoerder vervoerde een varken dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het varken een ernstige open wond vertoonde.”
Volgens verweerder heeft eiseres hiermee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, en met artikel 6, derde lid, en Bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder b, van de Transportverordening [1] . Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 6.000,-.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft verweerder bewezen dat eiseres de overtreding heeft begaan?
4. Eiseres betwist dat dit varken niet mocht worden vervoerd. Het dier had weliswaar een wond, maar deze was niet open en bovendien was het dier in staat om op vier poten te staan. Ook volgens het rapport van bevindingen liep het dier zonder enige afwijking van de laadklep af. Eiseres wijst daarbij op de Praktische richtsnoeren voor het bepalen van geschiktheid voor het vervoer van varkens (Praktische richtsnoeren). Op grond van de Transportverordening mag een gewond dier wel worden vervoerd als dit geen extra lijden veroorzaakt en daarvan was in dit geval sprake. Ook is hierbij van belang dat het transport van zeer korte duur is geweest, namelijk een half uur. Verder voert eiseres aan dat de overtreding haar als vervoerder niet kan worden verweten. Een bepalend moment om te toetsen of de te vervoeren dieren geschikt zijn voor transport, is het moment dat de dieren daarvoor worden geselecteerd en dat gebeurt bij de veehouder. De vervoerder komt pas in beeld bij het inladen. Vaste praktijk is dat de geselecteerde varkens als cohort de wagen oplopen, in een groepsgrootte van één stal- en laadcompartiment. De varkens lopen dan zij-aan-zij. Een normaal lopend varken, zoals deze, valt dan niet op. Ook bij het lossen is de wond min of meer per toeval door de toezichthouder ontdekt, aldus eiseres.
4.1.
Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [2] , mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een toezichtrapport, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
4.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de toezichthouder. In het rapport is beschreven dat de toezichthouder een zeer ernstige, ontstoken en open wond met een diameter van ongeveer 25 centimeter zag op de linkerham van het varken. Op de bij het rapport gevoegde foto is ook duidelijk een grote wond op het varken zichtbaar. De enkele betwisting van eiseres dat de wond niet open was, omdat geen sprake is van een verse en/of bloedende wond, biedt geen grond om aan de conclusie van de toezichthouder te twijfelen. De toezichthouder heeft in het rapport namelijk toegelicht dat de huid over het gehele oppervlak van de wond verdwenen was, dat de onderliggende weefsels waren aangetast en ontstoken, dat sprake was van granulatieweefsel en korsten en dat de wondranden rafelig waren. Uit dit uiterlijk van de wond concludeert de toezichthouder vanuit zijn deskundigheid als dierenarts dat sprake was van een ernstige open wond en de rechtbank ziet geen reden om daaraan te twijfelen. Eiseres heeft ook niet nader onderbouwd (bijvoorbeeld met een verklaring van een dierenarts) dat een wond met dergelijke kenmerken als een gesloten wond zou kunnen worden gekwalificeerd. Voor de rechtbank staat dus voldoende vast dat het varken bij het lossen op de slachterij een ernstige open wond had. Daarnaast heeft de toezichthouder in het rapport voldoende gemotiveerd dat het varken deze ernstige open wond al voorafgaande aan het transport moet hebben gehad door te wijzen op de uiterlijke kenmerken van de wond en te verwijzen naar een antedateringstabel ten aanzien van wondgenezing.
4.3.
Het staat dus voldoende vast dat eiseres een varken heeft vervoerd dat voorafgaand aan het vervoer een ernstige open wond had. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat dit varken daarom niet geschikt was voor het vervoer. Uit paragraaf 2, aanhef en onder b, van Hoofdstuk I, van Bijlage I, van de Transportverordening volgt namelijk dat een dier met een ernstig open wond niet in staat wordt geacht te worden vervoerd. Dat het varken wel goed liep, maakt in dit geval geen verschil; reeds vanwege de aanwezigheid van een ernstige open wond was het varken niet transportwaardig. Ook uit de Praktische richtsnoeren waarnaar eiseres verwijst, volgt dat een ernstige of open wond reeds maakt dat een varken ongeschikt is voor vervoer en dat daarvoor niet tevens is vereist dat het dier niet goed op alle vier poten staat [3] . Ook het betoog van eiseres dat het vervoer geen extra lijden heeft veroorzaakt, treft geen doel. Eiseres doet daarmee een beroep op paragraaf 3, aanhef en onder a, van Hoofdstuk I, Bijlage I van de Transportverordening, waaruit volgt dat licht gewonde of zieke dieren wel kunnen worden vervoerd als het vervoer geen extra lijden veroorzaakt. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat daarvan bij dit varken sprake was. Uit het rapport van bevindingen kan ook geenszins worden geconcludeerd dat het varken alleen licht gewond was. De toezichthouder beschrijft immers dat het dier een zeer ernstige, ontstoken en open wond met een diameter van 25 centimeter had.
4.4.
Verweerder concludeert dus terecht dat eiseres een varken heeft vervoerd, terwijl het dier niet geschikt was voor vervoer. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres deze overtreding ook volledig worden verweten. Weliswaar draagt ook de veehouder een grote verantwoordelijkheid bij de selectie van de te vervoeren dieren en mag verondersteld worden dat hij de gezondheidstoestand van zijn dieren beter kent dan een chauffeur. Dit kan echter niet afdoen aan de verantwoordelijkheid die op de vervoerder zelf rust. In de Transportverordening [4] is namelijk naast de houders van dieren, de vervoerders afzonderlijk voorgeschreven dat zij alleen dieren mogen (laten) vervoeren die geschikt zijn voor transport. Gelet op die verantwoordelijkheid mag van eiseres worden verwacht dat zij voorafgaand aan het transport afdoende controleert of de door haar te vervoeren dieren transportwaardig zijn. De rechtbank begrijpt van eiseres dat het gebruikelijk is dat varkens in een groep de wagen op lopen en dat de chauffeur aan één zijde van de losklep naar de dieren kijkt. Voorstelbaar is dat een chauffeur dan een normaal lopend varken met een verwonding aan één zijde niet opmerkt. Dat betekent echter niet dat het niet verwijtbaar is dat het dier onopgemerkt is gebleven. In het rapport van bevindingen heeft de toezichthouder beschreven dat de wond vanaf een afstand van meerdere meters goed zichtbaar was en bij het laden door de transporteur opgemerkt had moeten zijn. Gelet op de verantwoordelijkheid die op eiseres rust, dient het voor haar rekening en risico te komen dat haar chauffeur – door het bekijken van de dieren in een groep en van één zijde – de ernstige open wond bij het varken niet heeft gezien en vervolgens het dier heeft vervoerd terwijl het niet geschikt was voor transport.
Hoogte en evenredigheid van de opgelegde boete
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en dat deze haar kan worden verweten. Verweerder was bevoegd [5] eiseres voor deze overtreding een boete op te leggen. Het standaardboetebedrag dat de wetgever voor deze overtreding heeft vastgesteld [6] is € 1.500,-. Verweerder heeft dit bedrag verhoogd naar € 6.000,- omdat sprake is van recidive. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan de boete had moeten worden gematigd. De rechtbank vindt de opgelegde boete, gezien de aard en ernst van de overtreding en de omstandigheid dat sprake is van recidive, in dit geval evenredig.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is dus ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Transportverordening

Artikel 6, derde lid
De vervoerders vervoeren de dieren in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I.
Bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1, 2 en 3
Alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport mogen worden vervoerd, en de vervoersomstandigheden moeten van dien aard zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend.
Gewonde, zwakke en zieke dieren worden niet in staat geacht te worden vervoerd, met name in de volgende gevallen:
wanneer de dieren niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen;
wanneer zij ernstige open wonden of een prolaps vertonen;
[…]
3. Zieke of gewonde dieren kunnen echter in staat worden geacht te worden vervoerd in de volgende gevallen:
4. wanneer het licht gewonde of zieke dieren betreft waarvoor het vervoer geen extra lijden veroorzaakt; bij twijfel wordt het advies van de dierenarts ingewonnen;
[…]

Wet dieren

Artikel 6.2, eerste lid
Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen en EU-besluiten betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.

Regeling houders van dieren

Artikel 4.8
Als voorschriften als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet, worden aangewezen de artikelen 3 tot en met 9 en 12, van verordening (EG) nr. 1/2005 (…).

Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren

Artikel 2.5, eerste lid
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG
2.Zie onder meer ECLI:NL:CBB:2024:222 (r.o. 7.2) en ECLI:NL:CBB:2025:203 (r.o. 5.2)
3.In de Praktische richtsnoeren staat: “Als het dier in staat is op vier poten te staan
4.In artikel 8, eerste lid, respectievelijk artikel 6, derde lid, gelezen in samenhang met paragraaf 1 en 2 van Hoofdstuk I, Bijlage I
5.Op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, en artikel 8.6 van de Wet dieren en met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren
6.In de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren