2.8.[naam 4] heeft, voor zover van belang het volgende verklaard:
“(…)
Toen ik mijn broer die avond van het ongeluk aan de telefoon had, wist ik nog niet dat hij en [eiser] vroeger van het werk waren vertrokken. Dat kwam ik pas te weten toen ik de volgende dag aan [naam 1] vroeg wat de roosters van de jongens waren. [naam 1] weet meer van die tijden omdat hij de roosteraar is en van de planning is. Toen ik er zo achter kwam dat mijn broer en [eiser] te vroeg waren vertrokken, heb ik [naam 1] toestemming gegeven om ze allebei te ontslaan.
[naam 1] heeft mij verteld dat hij ontslagbrieven heeft gestuurd. Ik had hem gezegd dat hij dat moest doen en heb hem bevestiging gevraagd of hij dat ook had gedaan. Hij vertelde dat hij de brieven gestuurd had. Ik had hem ook gezegd dat hij de brieven per aangetekende post moest verzenden, maar dat heeft hij niet gedaan, hij heeft ze per gewone post gestuurd. (…)
U vraagt mij wie die brief heeft gemaakt. Het kan zijn dat [naam 1] dat met de boekhouder heeft gedaan, maar dat weet ik niet zeker. Ik heb de bewuste brief niet gezien. (…)
U zegt me dat [naam 1] als getuige heeft verklaard dat hij de ontslagbrief persoonlijk aan [eiser] heeft overhandigd. Daar weet ik niets van. Hij heeft tegen mij gezegd dat hij de ontslagbrief heeft verstuurd aan [eiser]. U zegt mij ook dat [naam 1] heeft verklaard als getuige dat hij de brief zelf heeft gemaakt. Misschien heeft hij dit alleen gedaan, misschien met de boekhouder. Ik heb hem dit nooit gevraagd.
U zegt mij dat [naam 3] als getuige heeft verklaard dat zij de brief heeft opgesteld. [naam 3] ken ik als [naam 3]. Het kan zijn dat zij de brief heeft opgesteld, maar dat weet ik niet. [naam 1], [naam 3] en de boekhouder werken allemaal samen, zij doen het werk in het bedrijf. (…)
[naam 1] heeft mij niets verteld over de reactie van [eiser] op het ontslag op staande voet.
(…)
U vraagt mij te kijken naar het tweede blokje van het gesprek van die productie 12. Daarboven staat '[naam 3] Kantoor'. Daarboven staat de tekst in het blokje '[naam 3]. Kun je
[eiser] zijn exit klaarmaken ajb.'. Daarmee bedoel ik de ontslagbrief. Ik ben inderdaad degene die dat vraagt aan [naam 3] en ik ben het tot wie zij haar vraag richt in het tweede blokje. (…)
U zegt mij dat onder de datum 1 juli 2023 aan [naam 3] wordt gevraagd of het nog gelukt is met [eiser] en dat [naam 3] in het daaropvolgende blokje antwoordt dat ze al zijn papieren heeft verzameld en dat die klaarliggen op tafel om te tekenen en dat dat gevolgd wordt door de tekst in het blokje daar na 'Top. Ik ben zo op kantoor. Tot zo.'. U vraagt mij wat er moest gebeuren.
De ontslagbrief zou ingeleverd worden. [eiser] moest nog tekenen voor het inleveren van zijn spullen zodat wij weten welke spullen we al terug hebben.
U vraagt mij hoe deze tekstberichten zich verhouden met wat ik eerder verklaarde dat [naam 1] de ontslagbrief via de post heeft verstuurd aan [eiser].
Ik bedoel algemene papieren die verzameld moesten worden waarvoor [eiser] moest tekenen. Ik heb die papieren niet gezien. Ik heb [eiser] ook niet op kantoor gezien. Ik heb wel gevraagd toen ik op kantoor was of alles ingeleverd was, kleding, hesje en spullen van de klant. Ik meen dat [eiser] bepaalde stukken niet had ingeleverd. U vraagt mij wat ik moest tekenen. Ik kan er niets over zeggen.
U zegt mij dat u mij een stukje uit de verklaring van [naam 3] als getuige voorleest en wel pagina 7 en daar de 4e alinea. U leest mij die hele alinea voor, zegt u en u zegt dat die alinea gaat over het tekstbericht van 14:44 op 1juli 2023 van de productie 12 waar ik zojuist naar heb gekeken. U vraagt mij wat ik over die alinea kan zeggen. Ik kan er niks over zeggen. U zegt mij dat [naam 3] in dat tekstblokje en in die bewuste alinea van haar verklaring als getuige zegt dat er wat getekend moest worden. Wat moest u als directrice tekenen. Ik vraag u wanneer dat dan was. U zegt mij dat [naam 3] dit als getuige verklaart over het tekstbericht van 14:44 op 1 juli 2023. Ik vraag u wanneer [eiser] dan zou komen. Ik kan mij veel dingen niet herinneren.
U zegt mij dat u mij vragen wilt stellen over productie 12 bij conclusie van antwoord in reconventie en vertelt mij dat dit stuk een schriftelijke verklaring van de vader van [eiser] is, waarin de vader spreekt over een gesprek op kantoor bij VSS dat plaatsvond in november 2023. Ik was niet aanwezig bij dat gesprek. Ik weet wel dat de vader van [eiser] mij heeft gebeld tijdens dat gesprek op kantoor. Ik heb hem gezegd dat hij voor verdere afspraken bij [naam 1] moest zijn. De reden dat de vader van [eiser] mij toen belde was omdat hij graag wilde dat [eiser] toch bij ons verder zou gaan met werken. De vader van [eiser] probeerde het weer goed te maken. Ik heb de vader van [eiser] toen over de telefoon verteld wat er was gebeurd en hem ook over het ontslag op staande voet gesproken. De vader van [eiser] wist dat zijn zoon ontslag op staande voet had gekregen. Hij vond dat ook jammer. (…)
Het klopt dat [eiser] eerder is gewaarschuwd voor het vroegtijdig weggaan van het werk. Dat werd meestal gedaan door [naam 1], omdat [naam 1] vaak contact had met de klant.
(…). Ik weet niet of er daadwerkelijk waarschuwingsbrieven met mijn handtekening naar [eiser] zijn gegaan. (…)”