ECLI:NL:RBROT:2025:11920

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/699208 / JE RK 25-931
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 1 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009, in een gezinshuis. De zaak betreft de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de belangen van de minderjarige behartigt. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij is gekeken naar de ontwikkeling van de minderjarige en de rol van de ouders. De kinderrechter concludeert dat de ouders onvoldoende bereid zijn om hun gedrag aan te passen, wat leidt tot een negatieve invloed op de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige plaatsing in het gezinshuis noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 8 januari 2026, en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter hoopt dat er in de komende maanden mogelijkheden voor terugplaatsing van de minderjarige worden onderzocht, maar benadrukt dat de huidige situatie niet veilig genoeg is voor de minderjarige om thuis te wonen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/699208 / JE RK 25-931
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] en [de vader] ,
hierna te noemen: de moeder en de vader, tezamen te noemen: de ouders, wonende in [plaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 1 juli 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage van de GI met bijlagen van 16 september 2025;
- het e-mailbericht van de ouders met bijlagen van 25 september 2025.
1.2.
Op 1 oktober 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- twee vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] .
De ouders zijn met kennisgeving vooraf niet ter zitting verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 januari 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 8 januari 2026.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 juli 2025 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 8 oktober 2025. De beslissing is voor het overige aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Over de periode tot 8 oktober 2025 is reeds beslist. Nu moet nog worden beslist over de periode tot
8 januari 2026.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit nader toe. Momenteel verblijft [minderjarige] in het [gezinshuis] waar zij zich positief ontwikkelt en langzaam toewerkt naar meer zelfstandigheid. De ouders zijn weinig bereid om hun eigen gedrag aan te passen en vervallen in oude patronen, waarbij zij [minderjarige] afwijzen en haar de schuld geven. [minderjarige] zit hierdoor klem. Zij wordt meegezogen in hun negatieve visie en blijft herhalen wat de ouders tegen haar zeggen. Om de afwijzing van de ouders voor te zijn, geeft [minderjarige] steeds vaker aan dat zij hen zelf niet meer wil zien. De GI probeert [minderjarige] te vertellen dat dit niet aan haar ligt en zij goed haar best doet. De GI zet vraagtekens bij de mogelijkheden voor een terugplaatsing van [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De situatie tussen [minderjarige] en de ouders is de afgelopen maanden onvoldoende verbeterd. De GI was voornemens de hulpverlening voort te zetten en gefaseerd toe te werken naar thuisplaatsing. De thuissituatie leek te zijn gestabiliseerd. De systeemgerichte hulp, Multidimensionale familietherapie (MDFT) vanuit Timon is echter onvoldoende van de grond gekomen en voortijdig beëindigd zonder resultaat. Zowel Timon als de GI concluderen dat MDFT niet passend is, wat voor nu inhoudt dat thuis wonen niet mogelijk is. De bestaande patronen binnen het gezin zijn onvoldoende doorbroken. De ouders wijzen [minderjarige] af en [minderjarige] voelt zich niet gehoord door de ouders. Het ontbreekt de ouders aan inzicht en bereidheid om hun gedrag te veranderen. Zij leggen de schuld voortdurend bij [minderjarige] neer. Dit heeft tot gevolg dat ook het gedrag van [minderjarige] negatief wordt beïnvloed. De positieve ontwikkeling van [minderjarige] stagneert en [minderjarige] zit klem. De ouders zijn op dit moment niet in staat voldoende veiligheid en zorg te bieden aan [minderjarige] , als gevolg waarvan zij op dit moment niet thuis kan wonen. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat de huidige, stabiele plaatsing bij [gezinshuis] wordt voortgezet. In de komende maanden is het van belang dat de mogelijkheden voor een terugplaatsing van [minderjarige] verder worden onderzocht. [minderjarige] heeft mooie plannen voor de toekomst en de kinderrechter hoopt dat er rust komt in het leven van [minderjarige] .
5.3.
Een machtiging tot uithuisplaatsing is daarom nodig. De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de verzochte duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot
8 januari 2026.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 8 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025 door
mr. M.C. Woudstra, kinderrechter, in aanwezigheid van E.N. Laurensse griffier, en op schrift gesteld op 10 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.