Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 maart 2025, met bijlagen;
- de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde sub 2] ;
- de repliek;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2025 uitspraak gedaan in een vordering tot betaling van huurachterstand. De eiseres, die de verhuurder is, heeft gesteld dat de gedaagden, die gezamenlijk als medehuurders van de woning zijn aangemerkt, een huurachterstand van € 6.000,- hebben laten ontstaan. De huur was vastgesteld op € 1.500,- per maand en de gedaagden huurden de woning van 22 december 2022 tot medio november 2024. De gedaagde sub 2 heeft verklaard dat hij nooit in de woning heeft gewoond en enkel de huurovereenkomst heeft ondertekend om gedaagde sub 1 te helpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, ongeacht het feit dat gedaagde sub 2 niet in de woning heeft gewoond, hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de huurachterstand omdat hij medehuurder is geworden door de ondertekening van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente, incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.