ECLI:NL:RBROT:2025:12015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/1850
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van kinderbijslag na verhuizing naar Nederland

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 16 oktober 2025, met zaaknummer ROT 24/1850, wordt de herziening van het recht op kinderbijslag en de terugvordering van te veel betaalde kinderbijslag behandeld. Eiseres, die met haar kinderen vanuit België naar Nederland is verhuisd, is het niet eens met de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om haar kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2022 te herzien. De SVB heeft vastgesteld dat eiseres te veel gezinsbijslag heeft ontvangen, omdat zij vanaf 24 oktober 2022 in Nederland woont en er geen sprake meer is van samenloop van rechten op gezinsbijslag uit verschillende lidstaten. De rechtbank oordeelt dat de SVB terecht heeft gehandeld door het recht op kinderbijslag te herzien en het te veel betaalde bedrag terug te vorderen. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij geen invloed heeft gehad op de berekeningen van de SVB en de Belastingdienst, maar de rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van herziening of terugvordering af te zien. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen ernstige sociale of financiële problemen heeft aangetoond als gevolg van de herziening. De uitspraak benadrukt de verplichting van de SVB om onterecht betaalde kinderbijslag terug te vorderen, tenzij er dringende redenen zijn om hiervan af te wijken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1850

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB

(gemachtigde: mr. G.E. Eind).

Samenvatting

1.
1.1.
Deze uitspraak gaat over de herziening van het recht op kinderbijslag en de terugvordering van te veel betaalde kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Eiseres is het niet eens met de herziening en terugvordering. Zij voert daartoe een beroepsgrond aan. Aan de hand van deze beroepsgrond beoordeelt de rechtbank de herziening en terugvordering van de kinderbijslag van eiseres.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de SVB terecht het recht op kinderbijslag van eiseres heeft herzien en het te veel betaalde bedrag heeft teruggevorderd
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.
2.1.
Met het primaire besluit van 4 oktober 2023 heeft de SVB aan eiseres medegedeeld dat haar kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2022 is gewijzigd, waardoor zij te veel aanvulling op de gezinsbijslag heeft ontvangen. Met het bestreden besluit van 11 januari 2024 heeft de SVB het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de SVB deelgenomen. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres woonde samen met haar twee kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , in België en zij werkte in Nederland. Vanaf 24 oktober 2022 is eiseres met haar kinderen in Nederland komen wonen. Op 19 december 2022 heeft eiseres in Nederland kinderbijslag aangevraagd voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Er is geen juridische vader bekend van [minderjarige 1] . De vader van [minderjarige 2] woont en werkt in België.
4. Met het primaire besluit heeft de SVB het recht op kinderbijslag van eiseres over het vierde kwartaal van 2022 herzien en het als gevolg van de herziening te veel betaalde bedrag van eiseres teruggevorderd.
5. Met het bestreden besluit is verweerder bij het primaire besluit gebleven. Aan het bestreden besluit heeft de SVB ten grondslag gelegd dat bij de SVB pas later dan 2 januari 2023 bekend is geworden dat eiseres en haar kinderen vanaf 24 oktober 2022 weer in Nederland zijn komen wonen. Daarom heeft de SVB eiseres op 2 januari 2023 de Nederlandse gezinsbijslag, bestaande uit kinderbijslag en kindgebonden budget, uitbetaald over de maanden oktober 2022, november 2022 en december 2022, alsof zij nog in België woonde. Nu is gebleken dat eiseres sinds 24 oktober 2022 in Nederland woont, heeft zij voor [minderjarige 1] over november 2022 en december 2022 alleen recht op Nederlandse kinderbijslag en kindgebonden budget. Voor [minderjarige 2] geldt dat eiseres over november 2022 en december 2022 bij voorrang recht heeft op Nederlandse kinderbijslag en kindgebonden budget. Het kindgebonden budget voor beide kinderen had over deze maanden door de Belastingdienst uitbetaald moeten worden in plaats van door de SVB.
6. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de SVB en de Belastingdienst verantwoordelijk zijn voor het maken van de berekeningen voor het vaststellen van het recht op kinderbijslag en dat eiseres daardoor in de problemen is gekomen, terwijl zij hier zelf geen invloed op heeft gehad.
7. Bij samenloop van rechten worden gezinsuitkeringen ingevolge artikel 68, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 883/2004 (de Verordening) toegekend overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat die volgens het eerste lid van artikel 68 van de Verordening als prioritair is aangemerkt. De rechten op gezinsuitkeringen die verschuldigd zijn op grond van de andere betrokken wetgeving of wetgevingen, worden geschorst ter hoogte van het bedrag dat bij de wetgeving van de prioritaire lidstaat is vastgesteld en, zo nodig, wordt het deel dat dit bedrag overschrijdt uitbetaald in de vorm van een aanvullende toeslag.
8. De SVB beoordeelt of iemand een buitenlandse gezinsbijslag ontvangt en welk land voorrang heeft in de uitbetaling van die gezinsbijslag. In het geval van gezinsbijslagen voor buitenlandsituaties betaalt de SVB gezinsbijslag, bestaande uit de kinderbijslag en het kindgebonden budget, uit aan de rechthebbende.
9. De rechtbank is van oordeel dat de SVB de gezinsbijslag terecht heeft herzien over het vierde kwartaal van 2022. Omdat eiseres vanaf 24 oktober 2022 samen met haar kinderen in Nederland woont, is er vanaf dat moment voor [minderjarige 1] niet langer sprake van samenloop van rechten en heeft eiseres voor [minderjarige 1] enkel recht op Nederlandse kinderbijslag en kindgebonden budget. Op grond van artikel 68 van de Verordening heeft eiseres vanaf 24 oktober 2022 voor [minderjarige 2] bij voorrang recht op Nederlandse kinderbijslag en kindgebonden budget.
10. Als gevolg van de herziening is aan eiseres over het vierde kwartaal te veel gezinsbijslag betaald. De SVB heeft dit terecht teruggevorderd. De SVB is verplicht om het recht op kinderbijslag in te trekken en terug te vorderen als blijkt dat ten onrechte of te veel kinderbijslag is betaald. Alleen op grond van dringende redenen kan daarvan geheel of gedeeltelijk worden afgezien. Dringende redenen om af te zien van herziening of terugvordering zijn niet gesteld noch gebleken. Volgens de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) moet bij dringende redenen worden gekeken naar alle relevante feiten en omstandigheden (zie de uitspraak van de Raad van 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:726). Het besluit moet worden afgewogen tegen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Daar staat tegenover dat wat ten onrechte is ontvangen in beginsel moet worden terugbetaald. Het bestuursorgaan moet niet alleen rekening houden met de gevolgen van een herziening en terugvordering, maar ook met de oorzaak daarvan. Bij de oorzaak wordt gekeken naar het mogelijke aandeel van het bestuursorgaan bij de herziening of terugvordering. Ook wordt gekeken naar het eigen aandeel van de betrokkene. Het bestuursorgaan moet ook rekening houden met bijzondere omstandigheden.
11. Dat eiseres, zoals zij stelt, geen aandeel heeft gehad bij de herziening of terugvordering, is niet genoeg om te kunnen spreken van dringende redenen. Daarbij heeft eiseres wel te maken met de financiële gevolgen van de herziening, toch is niet gebleken dat zij daardoor ernstige sociale of financiële problemen heeft. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat de SVB tijdens de zitting heeft toegelicht dat het te veel aan eiseres betaalde bedrag aan kinderbijslag vooralsnog niet zal worden ingevorderd, omdat die terugvordering onder eventuele nieuwe wetgeving zou kunnen worden kwijtgescholden. Dit volgt ook uit de aan eiseres gerichte brief van de SVB van 11 januari 2024. Verder heeft de SVB toegelicht dat eiseres over de periode in geding nog steeds recht heeft op het bedrag aan kindgebonden budget, waarbij is opgemerkt dat zij dit bedrag al van de Belastingdienst heeft terug gekregen of nog terug moet krijgen. Tijdens de zitting is nog besproken dat momenteel geen wettelijke grondslag bestaat voor het verrekenen van het kindgebonden budget met kinderbijslag, zodat de SVB dus niet de mogelijkheid heeft om het voorgaande onderling met de Belastingdienst te regelen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. T.T. Nguyen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene Kinderbijslagwet
Artikel 14a, eerste lid
Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van kinderbijslag en terzake van weigering van kinderbijslag, herziet de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 15 of 16 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van kinderbijslag;
b. indien anderszins de kinderbijslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
c. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 15 of 16 ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op kinderbijslag bestaat.
Artikel 14a, tweede lid
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking als bedoeld in het eerste lid af te zien.
Artikel 24, eerste lid
De kinderbijslag die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 14a onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door de Sociale verzekeringsbank van de verzekerde, dan wel degene met wie hij een huishouding vormt, of de persoon aan wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt betaald, teruggevorderd.
Artikel 24, vijfde lid
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.