ECLI:NL:RBROT:2025:12114

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
FT EA 22-335
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en nietigheid van schenking van aandeel in woning tijdens WSNP

Op 6 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank heeft de aanvraag van de bewindvoerder om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen afgewezen. De schuldenaar, die in een wettelijke schuldsanering zat, had een aandeel in een woning in Polen geschonken aan zijn dochter. Deze schenking werd door de rechtbank als nietig beschouwd ten opzichte van de boedel, omdat het aandeel in de woning nog in de boedel valt. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen in de nakoming van de informatieverplichting en afdrachtverplichting grotendeels waren hersteld, maar dat er nog enkele loonstroken ontbraken. De rechtbank benadrukte dat de schuldenaar een laatste kans krijgt om de schuldsaneringsregeling succesvol af te ronden en dat alle verplichtingen stipt nagekomen moeten worden om een (tussentijdse) beëindiging zonder schone lei te voorkomen. De rechtbank heeft de bewindvoerder de mogelijkheid gegeven om een taxatie van de woning uit te laten voeren en het aandeel te verkopen, of dat de schuldenaar de getaxeerde waarde aan de boedel afdraagt. De uitspraak is gedaan door rechter M. Aukema, in aanwezigheid van griffier N.A. Masrom.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 6 oktober 2025
Bij vonnis van deze rechtbank van 11 juli 2022 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[postcode] [woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder: mr. N.N. van Klaveren.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 14 augustus 2025 met dit verzoek ingestemd.
Saniet heeft op 12 augustus 2025 een reactie op de voordracht voor een tussentijdse beëindiging toegezonden. De bewindvoerder heeft op 8 september 2025 een stand van zaken aan de rechtbank doen toekomen.
De voordracht tot tussentijdse beëindiging is behandeld ter zitting op 25 september 2025.
Ter zitting zijn verschenen en gehoord:
  • [schuldenaar];
  • mevrouw B. van Huessen, waarnemend bewindvoerder;
  • mevrouw mr. S.G.H. Langeweg, advocaat van schuldenaar;
  • mevrouw C.M. Doornweerdt, beschermingsbewindvoerder van schuldenaar;
  • [naam 1], werkgever van schuldenaar;
  • [naam 2], tolk;
  • [naam 3], kennis van schuldenaar.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Voor de standpunten van de rechter-commissaris, de bewindvoerder en schuldenaar verwijst de rechtbank naar de desbetreffende gedingstukken en het verhandelde ter zitting.

3.De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de tekortkomingen in de nakoming van de informatieverplichting en afdrachtverplichting grotendeels zijn hersteld, enkel de loonstroken van juli en augustus 2025 ontbreken nog. Ten aanzien hiervan is ter zitting afgesproken dat de werkgever de loonstroken maandelijks aan de beschermingsbewindvoerder zal doen toekomen in plaats van per drie maanden. Hierdoor zal de beschermingsbewindvoerder ook in staat worden gesteld om maandelijks de juiste afdracht aan de boedel te verrichten.
Het aandeel van de woning in Polen was met name de aanleiding voor de voordracht voor een tussentijdse beëindiging. Schuldenaar bezat op het moment van toelating tot de regeling in Polen 3/4e aandeel in een woning waar zijn dochter en kleinzoon in wonen. Schuldenaar bezat aanvankelijk 2/4e aandeel in de woning, maar heeft na het overlijden van zijn vrouw nog 1/4e aandeel in de woning geërfd, waardoor hij bij toelating tot de wettelijke schuldsanering voor 3/4e aandeel eigenaar van de woning in Polen was. Zijn kleinzoon bezit het overige aandeel in de woning, namelijk 1/4e daarvan.
Schuldenaar heeft ter afwikkeling van de nalatenschap zijn aandeel in de woning geschonken aan zijn dochter op 20 oktober 2022. De notariële schenkingsakte is vertaald in het Nederlands en zit in het dossier. Hieruit blijkt dat schuldenaar en zijn dochter zijn overeengekomen dat het geschonken deel in de woning een waarde had van 270.000 PLN. Omgerekend is dat op dit moment € 63.180,00. De waarde is echter niet vastgesteld in een taxatie, maar is overeengekomen tussen schuldenaar en zijn dochter.
Schuldenaar heeft ter zitting verklaard dat hij op aanraden van zijn dochter en haar man, zijn aandeel in de woning aan haar heeft geschonken. Op deze manier zou hij namelijk in Polen geen erfbelasting hoeven te betalen. En vanwege de bewoning door zijn dochter en kleinzoon zou zijn aandeel naar Pools recht niet of slechts tegen zeer geringe waarde verkocht kunnen worden. Bij het ontbreken van een taxatie door een deskundige kan dit laatste niet worden geverifieerd. Ter zitting is besproken dat de schenking nietig is ten opzichte van de boedel en dat het 3/4e aandeel in de woning dus nog in de boedel moet kunnen worden teruggebracht. Dit volgt uit art. 295 jo. 296 Fw.
Nu vaststaat dat het aandeel in de woning nog in de boedel valt is ter zitting besproken hoe de bewindvoerder afgifte van de woning kan verkrijgen waarna deze te gelde kan worden gemaakt. De bewindvoerder is op grond van artikel 316 lid 1 sub b Fw belast met het beheer en de vereffening van de boedel. De bewindvoerder kan dan ook alsnog een taxatie laten uitvoeren en in geval van een voldoende waarde proberen het aandeel in de woning te verkopen. Een andere mogelijkheid is dat schuldenaar de getaxeerde waarde van de woning afdraagt aan de boedel. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat schuldenaar een maandelijkse afdrachtplicht heeft van om en nabij € 900,00. Op dit moment is sprake van een boedelsaldo van € 27.297,28. Schuldenaar heeft nu een totale schuldenlast van € 54.679,73. Dit zou betekenen dat er nog een bedrag van € 27.382,45 moet worden afgedragen om tot een volledige uitbetaling van de schuldeisers te kunnen komen. Zodra schuldenaar voldoende zal hebben gespaard om de schuldeisers volledig te kunnen betalen vervalt het belang van het aandeel in de woning.
Ten aanzien van mogelijke schulden in Polen heeft schuldenaar verklaard dat de hypotheek op de woning nog op zijn naam staat. Zijn dochter lost deze maandelijks af. Verder zal dus mogelijk de belastingschuld uit Polen nog moeten worden toegevoegd.
Ter zitting is afgesproken dat de bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder en schuldenaar met elkaar gaan zitten om te kijken wat de beste oplossing voor de schuldeisers en schuldenaar zelf is. Indien bij het einde van de regeling minder dan 100% zal worden uitgedeeld en de eventuele positieve marktwaarde van het aandeel ondanks inspanning door de bewindvoerder niet te gelde gemaakt is kunnen worden dreigt schuldenaar geen schone lei te gaan krijgen nu de schenking hem kan worden verweten.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande thans geen aanleiding om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Door de rechtbank wordt aan schuldenaar thans een laatste kans geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Alle uit de regeling voortvloeiende verplichtingen moeten in het vervolg door schuldenaar stipt worden nagekomen, om een (tussentijdse) beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei te voorkomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- weigert de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2025. [1]
De griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.