ECLI:NL:RBROT:2025:12115

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1495
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de verplichtingen door de schuldenares

Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren is nagekomen. De bewindvoerder had op 5 juni 2025 verzocht om de regeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares sinds de aanvang van de regeling niet aantoonbaar had gesolliciteerd en belangrijke informatie niet had verstrekt. Tijdens de zitting op 8 september 2025 was de schuldenares niet aanwezig, en de bewindvoerder lichtte de tekortkomingen toe. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares in meerdere opzichten tekortschiet in haar verplichtingen, waaronder het niet meewerken aan een huisbezoek en het niet verstrekken van inkomens- en vermogensinformatie. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares niet aannemelijk maakte dat zij haar verplichtingen alsnog zou nakomen. Daarom werd de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.096,40, en er werd vastgesteld dat er geen baten beschikbaar zijn voor de schuldeisers. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M. Aukema, rechter, en griffier A.B.T. Fernandes Pedra.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 september 2025
Bij vonnis van deze rechtbank van 5 maart 2025 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
[adres]
[postcode] [woonplaats],
schuldenares,
bewindvoerder: N. Pavljasevic.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 5 juni 2025 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder is gehoord ter terechtzitting van 8 september 2025. Schuldenares is niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De bewindvoerder
De bewindvoerder stelt dat schuldenares haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet nakomt.
Schuldenares heeft sinds de aanvang van de schuldsaneringsregeling niet aantoonbaar gesolliciteerd, terwijl zij niet is vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Er is daarom sprake van een tekortkoming in de sollicitatieplicht van 4 maanden (maart tot en met juni 2025).
Schuldenares verstrekt de gevraagde informatie niet spontaan en ook niet op verzoek. Belangrijke stukken ontbreken, waaronder inkomensgegevens, belasting- en toeslagbeschikkingen, bankafschriften en huurgegevens. Bovendien heeft zij geen duidelijkheid gegeven over de duur van haar MBO-opleiding, terwijl dit noodzakelijk is voor het advies aan de rechter-commissaris over een eventuele verlenging van de looptijd van de regeling. Ook heeft zij geen medewerking verleend aan het huisbezoek.
Door het ontbreken van inkomens- en bankgegevens kan het vrij te laten bedrag niet worden vastgesteld en is de stand van de boedel onduidelijk. Verder heeft schuldenares geen verantwoording afgelegd over de besteding van een bedrag van € 789,75 dat haar in april 2025 is uitbetaald voor betaling van een waarborgsom en huur.
Nieuwe schulden of benadeling van schuldeisers zijn niet vastgesteld. Wel heeft schuldenares zelf meermaals verklaard dat zij geen gebruik meer wil maken van de schuldsaneringsregeling.
Volgens de bewindvoerder frustreert schuldenares de uitvoering van de regeling door haar tekortkomingen en nalatigheden. Er is onvoldoende zicht op inkomen, boedel en inspanningen, en schuldenares geeft bovendien aan zelf geen gebruik meer te willen maken van de regeling. De bewindvoerder verzoekt de rechtbank daarom de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Schuldenares
Schuldenares is niet ter zitting verschenen om haar standpunt toe te lichten. Uit de toelichting van de bewindvoerder blijkt echter het volgende.
Schuldenares heeft meerdere keren aangegeven geen gebruik meer te willen maken van de schuldsaneringsregeling en heeft om die reden ook geen gehoor willen geven aan het verhoor bij de rechter-commissaris op 22 mei 2025.
Verder stelt zij dat het bovenmatige saldo van haar beheerrekening, dat aan de boedelrekening is afgedragen, aan haar moet worden gerestitueerd. Zij voert aan dat zij dit bedrag nodig heeft om financieel rond te komen. Volgens schuldenares komt het boedelsaldo haar toe, omdat zij niet langer gebruik wil maken van de schuldsaneringsregeling.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na achttien maanden een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 13.608,44 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken en hetgeen door de bewindvoerder is toegelicht, volgt dat schuldenares in meerdere opzichten toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Zo heeft zij vanaf maart 2025 niet aantoonbaar gesolliciteerd en is daarmee de inspanningsverplichting gedurende meerdere maanden niet nagekomen. Ook heeft zij, ondanks herhaald verzoek, geen inzicht gegeven in haar inkomens- en vermogenspositie, waardoor de bewindvoerder het vrij te laten bedrag en de stand van de boedel niet kan vaststellen. Daarnaast heeft schuldenares geweigerd mee te werken aan een huisbezoek en evenmin aangetoond dat het uit de boedel vrijgegeven bedrag daadwerkelijk is aangewend voor de betaling van de huur en waarborgsom.
Verder is gebleken dat schuldenares herhaaldelijk heeft verklaard geen gebruik meer te willen maken van de schuldsaneringsregeling. Zij is zowel bij het verhoor bij de rechter-commissaris als bij de mondelinge behandeling in deze procedure niet verschenen. Gelet hierop acht de rechtbank het niet aannemelijk dat schuldenares alsnog haar verplichtingen uit de regeling zal nakomen of de geconstateerde tekortkomingen zal herstellen.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.096,40.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.