ECLI:NL:RBROT:2025:12264

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/707803 / JE RK 25-2046
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in Rotterdam

Op 8 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, betreffende een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, na een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) op 3 oktober 2025. De moeder van [voornaam minderjarige] is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft besloten de behandeling van de zaak voort te zetten, gezien de urgentie van de situatie en het belang van de veiligheid van [voornaam minderjarige]. Tijdens de zitting is vastgesteld dat [voornaam minderjarige] in een zorgelijke opvoedsituatie verkeert en dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die zijn ontwikkeling belemmeren. De kinderrechter heeft de GI gemachtigd om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met de nadruk op het vinden van een passende vervolgplek voor hem. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 20 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/707803 / JE RK 25-2046
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming
& Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige] ,
advocaat mr. A. Apistola, kantoorhoudende in Zwijndrecht.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
volgens de Basisregistratie Personen wonende in Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 3 oktober 2025;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper, [persoon A] , van 4 oktober 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige] (door middel van een telefonische verbinding) en zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI, te weten [persoon B] en [persoon C] .
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder juist is opgeroepen, namelijk op haar BRP-adres waar zij sinds 17 januari 2019 is ingeschreven. Uit informatie van de GI blijkt dat de moeder daar niet meer woont en dat zij een onbekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland heeft. Om die reden had de moeder ook door middel van de Staatscourant moeten worden opgeroepen. Gelet op het ingrijpende karakter van de door de kinderrechter op 3 oktober 2025 verleende spoedmaatregel, te weten een machtiging in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, en gelet op het belang van de veiligheid van [voornaam minderjarige] , heeft de kinderrechter besloten de behandeling van de zaak voort te zetten.
1.4.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar zijn mening gevraagd. Omdat het vervoer van [voornaam minderjarige] naar de rechtbank niet tijdig kon worden geregeld, heeft [voornaam minderjarige] door middel van een telefonische verbinding hierover in het bijzijn van zijn advocaat een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft bij een instelling op een geheime locatie.
2.3.
Bij beschikking van 27 februari 2025 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige]
verlengd tot 8 maart 2026.
2.4.
Bij beschikking van 31 juli 2025 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van
31 juli 2025 tot 8 maart 2026.
2.5.
Bij beschikking van 3 oktober 2025 is een spoedmachtiging om [voornaam minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 3 oktober 2025 tot 31 oktober 2025 en is iedere verdere beslissing aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken, met aansluitend een machtiging voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
Op een gedeelte van het verzoek is al beslist. Hierop moet nog worden gehoord. Er moet nog een beslissing worden genomen op het restant van het verzoek, te weten de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van 31 oktober 2025 tot 8 maart 2026.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het (resterende deel van) het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. [voornaam minderjarige] heeft traumatische gebeurtenissen meegemaakt. Hij is een kwetsbare en beïnvloedbare jongen die jonger is dan zijn kalenderleeftijd. De moeder heeft moeite om [voornaam minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft. Hij is aan het overleven in de situatie. Daardoor verslechtert de problematiek. Op de open groep, waar [voornaam minderjarige] is geplaatst, hebben heftige incidenten plaatsgevonden, waarbij de veiligheid van [voornaam minderjarige] en de groep door een forse escalatie niet meer kon worden gewaarborgd. Daarom is [voornaam minderjarige] binnen de gesloten jeugdhulp geplaatst om hem te stabiliseren en tot rust te laten komen.
De komende periode moet duidelijk worden wat de oorzaak van de problematiek is en welke plek op de langere termijn het meest passend is voor [voornaam minderjarige] . Ook moeten afspraken met de moeder worden gemaakt om af te wegen of fysiek contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder mogelijk is. De instelling waar [voornaam minderjarige] verblijft en AMZO zullen bekijken wat kan worden aangeboden en ingezet om ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige] een dagbesteding zal krijgen.
4.2.
Namens [voornaam minderjarige] heeft zijn advocaat zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. Wel is aandacht gevraagd voor het volgende. De plaatsing van [voornaam minderjarige] binnen de gesloten jeugdhulp mag niet te lang duren. [voornaam minderjarige] is immers een kwetsbare jongen. De huidige plek is niet de ideale plek voor hem vanwege het risico op negatieve beïnvloeding door andere jongeren op de groep. Er moet zo spoedig mogelijk een passende plek voor [voornaam minderjarige] worden gevonden en worden ingezet op onderzoek en psychodiagnostisch onderzoek zodat hulpverlening kan starten.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige]
is opgegroeid in een zorgelijke en instabiele opvoedsituatie bij de moeder. Sinds december 2017 woont het gezin in Nederland. Vervolgens heeft het gezin tijdelijk in een auto en op verschillende plekken gewoond. Door haar persoonlijke problematiek heeft de moeder moeite om haar kinderen te bieden wat zij nodig hebben en om voor de betrokken hulpverlening beschikbaar te zijn. Daar komt bij dat [voornaam minderjarige] een achterstand heeft in zijn ontwikkeling op cognitief en sociaal-emotioneel gebied. Vanwege de zorgen heeft de kinderrechter op 31 juli 2025 een machtiging uithuisplaatsing verleend. Vervolgens is [voornaam minderjarige] met zijn broertje een bepaalde periode vermist geweest, omdat de moeder de kinderen naar het buitenland heeft gebracht. Op 18 augustus 2025 heeft de politie [voornaam minderjarige] en zijn broertje gevonden. Sindsdien verblijven zij op verschillende geheime locaties om te voorkomen dat de moeder de kinderen zal ophalen.
5.3.
Sinds de plaatsing laat [voornaam minderjarige] wisselend gedrag zien, waarbij de situatie is geëscaleerd en de escalaties in ernst zijn toegenomen. Zo laat [voornaam minderjarige] verbale en fysieke agressie zien naar groepsgenoten en begeleiding en heeft hij spullen vernield. Op
2 oktober 2025 is de situatie opnieuw geëscaleerd, nadat in de kamer van [voornaam minderjarige] diverse voorwerpen met geslepen punten en geschikt om als (steek)wapen te gebruiken, zijn aangetroffen. Toen [voornaam minderjarige] er achter kwam dat de spullen in beslag waren genomen, is hij weggerend, heeft hij het raam van zijn slaapkamer vernield en heeft hij een groot stuk glas gepakt. Vervolgens heeft hij de begeleiding bedreigd en is hij zonder jas en op blote voeten uit het raam gesprongen en weggelopen. Uiteindelijk is [voornaam minderjarige] door buren naar de groep teruggebracht. Sindsdien laat [voornaam minderjarige] op de groep afwijkend gedrag zien, waarbij hij niet is aan te spreken, niet bereid is om een gesprek aan te gaan en hij op een vreemde manier stil is. Vervolgens is [voornaam minderjarige] met een spoedmachtiging binnen de gesloten jeugdhulp op een geheime locatie geplaatst.
5.4.
Gelet op al het voorgaande machtigt de kinderrechter de GI om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden. Daarbij houdt de kinderrechter rekening met de verklaring van de gedragswetenschapper,
[persoon A] , van 4 oktober 2025, waarbij is ingestemd met de plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp. De kinderrechter onderschrijft het belang om voor [voornaam minderjarige] zo spoedig als mogelijk een passende vervolgplek te vinden, waar hij voor een langere periode kan verblijven en de juiste behandeling en een dagbesteding voor hem wordt gevonden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
handhaaft de spoedbeschikking van de kinderrechter van 3 oktober 2025;
6.2.
verleent een machtiging om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 31 oktober 2025 tot 31 januari 2026.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025 door
mr. M.C. Woudstra, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 20 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).