ECLI:NL:RBROT:2025:12311

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
11772800 VV EXPL 25-387
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering in kort geding wegens forse huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding over een ontruimingsvordering. De eiser, een verhuurder uit Amsterdam, heeft de gedaagden, twee huurders uit Rotterdam, aangeklaagd vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 26.092,28. Ondanks dat de gedaagden hulp hebben gezocht, is er geen zicht op een oplossing op korte termijn. Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken dat de ontruimingstermijn op dertig dagen wordt gesteld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand zo hoog is dat het aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. De rechter heeft de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, maar heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen omdat de gemachtigde van de eiser niet aan de wettelijke vereisten voldeed. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagden, die grotendeels ongelijk hebben gekregen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11772800 VV EXPL 25-387
datum uitspraak: 2 oktober 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Amsterdam,
eiser,
gemachtigde: mr. L. Sylaj,
tegen

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagden,
gemachtigde: mr. Y. van Oel.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en (in enkelvoud) ‘[gedaagde partij]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 september 2025, met bijlagen;
  • de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde partij] van 17 september 2025, met bijlagen;
  • de (tweede) e-mail van de gemachtigde van [gedaagde partij] van 17 september 2025, met bijlage;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiser].
1.2.
Op 18 september 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [eiser] aanwezig, bijgestaan door mr. Sylaj en mr. F.L. Koopman. [gedaagde partij] was aanwezig namens (beide) gedaagden, bijgestaan door mr. Van Oel.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde partij] huurt van [eiser] de woning aan [adres]. De huur is nu € 1.722,86 per maand. Er is een huurachterstand ontstaan, die tot en met september 2025 € 26.092,28 bedraagt. [eiser] is een bodemprocedure tegen [gedaagde partij] begonnen waarin hij onder meer ontbinding van de huurovereenkomst vordert. In die bodemprocedure heeft [gedaagde partij] verweer gevoerd. Er heeft in die procedure nog geen zitting plaatsgevonden.
2.2.
[eiser] eist nu in dit kort geding dat [gedaagde partij] wordt veroordeeld om het gehuurde te ontruimen, om de huurachterstand van € 26.092,28 te betalen met wettelijke rente, om buitengerechtelijke kosten van € 1.035,92 te betalen (met wettelijke rente) en om vanaf 1 oktober 2025 tot de datum van ontruiming maandelijks € 1.722,86 te betalen. Op de zitting zijn partijen het erover eens geworden dat bij toewijzing van de ontruimingsvordering de ontruimingstermijn op dertig dagen gesteld zal worden.
2.3.
[gedaagde partij] heeft aangevoerd dat er verschillende oorzaken zijn waardoor de huurachterstand is ontstaan. Zij heeft geprobeerd om tot een oplossing te komen en daarvoor (al een tijd geleden) hulp gezocht, maar tot op dit moment heeft dat niet tot een concrete oplossing geleid. Zij wordt door hulpverleners van het kastje naar de muur gestuurd. Het wijkteam van de gemeente Rotterdam is wel bezig met het aanvragen van een urgentieverklaring, zodat er alternatieve huisvesting voor [gedaagde partij] mogelijk is. Daarbij is het ook van belang dat er goede opvang is voor haar minderjarige zoon, die door zijn autismediagnose niet in een ‘gewone’ crisisopvang terecht kan.
[gedaagde partij] moet het gehuurde ontruimen
2.4.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde partij] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
2.5.
Hoewel de kantonrechter zeker oog heeft voor de situatie waarin [gedaagde partij] terecht is gekomen en de gevolgen als zij het gehuurde moet ontruimen, oordeelt zij dat de huurachterstand zo hoog is geworden dat met voldoende zekerheid vast staat dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst ontbonden zal worden. Daarbij is mede van belang dat de huurachterstand, ook na het starten van de bodemprocedure, is blijven oplopen en er (nog) geen concrete datum kan worden genoemd waarop [gedaagde partij] met hulp van het wijkteam over andere woonruimte kan beschikken, of zelfs maar wanneer enig bedrag kan worden betaald. [eiser] heeft veel geduld gehad, maar heeft er belang bij dat hij weer over het gehuurde kan beschikken en weer huurinkomsten kan verkrijgen. Daarom hoeft [eiser] niet de uitkomst van de bodemprocedure af te wachten.
2.6.
Aan het belang van het minderjarige kind dat in de woning verblijft wordt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende tegemoet gekomen met de door partijen afgesproken ontruimingstermijn van dertig dagen na betekening van dit vonnis. Dat moet de hulpverlenende instanties voldoende tijd geven om te voorkomen dat [gedaagde partij] met haar gezin letterlijk dakloos wordt.
2.7.
De gevorderde dwangsom bij niet tijdig ontruimen wordt afgewezen. [eiser] kan met deze uitspraak namelijk zelf een gedwongen ontruiming laten uitvoeren. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld die het nodig maken dat er daarnaast een extra prikkel voor [gedaagde partij] moet zijn om het gehuurde te ontruimen.
[gedaagde partij] moet de huurachterstand betalen
2.8.
De huurachterstand is door [gedaagde partij] erkend, daarom wordt het gevorderde bedrag toegewezen. De kantonrechter moet, als betaling van een huurachterstand wordt gevorderd, ambtshalve toetsen of in de huurovereenkomst of de algemene bepalingen die daarop van toepassing zijn oneerlijke bepalingen staan. De kantonrechter heeft dat beoordeeld en heeft geen oneerlijke bepalingen aangetroffen. Er is alleen gekeken naar bepalingen die voor de beoordeling van de vorderingen van [eiser] van belang zijn.
[gedaagde partij] hoeft geen buitengerechtelijke incassokosten te betalen
2.9.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. [eiser] heeft pas recht op een vergoeding als een brief is gestuurd waarin [gedaagde partij] de kans heeft gekregen om binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). In de brief die de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde partij] heeft gestuurd zijn extra kosten in rekening gebracht. De brief voldoet dus niet aan de wet. Daarnaast staat in de brief een termijn die niet juist is, omdat is vermeld dat moet worden betaald binnen
veertiendagen na
dagtekeningvan de brief in plaats van binnen
vijftiendagen na
ontvangstvan de brief. Ook op dat punt voldoet de brief niet aan de wet.
[gedaagde partij] moet rente betalen
2.10.
De rente wordt wel toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde partij] dat niet heeft betwist.
[gedaagde partij] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde partij], omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde partij] aan [eiser] moet betalen op € 144,47 aan dagvaardingskosten, € 732,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.554,47. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde partij] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan [eiser] te betalen € 26.092,28 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom die na iedere wijziging vanaf 1 mei 2024 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt gedaagden om binnen dertig dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege gedaagden bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om vanaf 1 oktober 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan [eiser] te betalen € 1.722,86 per maand;
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.554,47 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
51909