ECLI:NL:RBROT:2025:12321
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in verband met intrekking beveiligingswerkzaamheden door korpschef na verdenking van drugshandel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een beveiliger uit Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten door de korpschef van de politie. De korpschef had deze intrekking gebaseerd op ernstige verdenkingen van drugshandel, waarbij verzoeker op 25 april 2025 werd betrapt met harddrugs. De voorzieningenrechter oordeelde dat de korpschef zich redelijkerwijs op het standpunt had mogen stellen dat verzoeker onvoldoende betrouwbaar was voor de beveiligingssector. De voorzieningenrechter weegt het spoedeisend belang van verzoeker, die financieel afhankelijk is van zijn werk als beveiliger en zorg draagt voor een minderjarig kind, maar concludeert dat de maatschappelijke belangen van betrouwbare beveiliging zwaarder wegen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor verzoeker niet langer als beveiliger kan werken. De uitspraak benadrukt dat de intrekking van de toestemming niet onredelijk is, gezien de ernst van de verdenkingen en de noodzaak voor integriteit in de beveiligingsbranche.