ECLI:NL:RBROT:2025:12346

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/699926 / FA RK 25-3893
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling met nadruk op het belang van de minderjarige en de verstoorde verstandhouding tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2025 uitspraak gedaan over de wijziging van de zorgregeling tussen de ouders van een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun verstoorde verstandhouding, het belang van hun kind voorop moeten stellen. De man, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, en de vrouw, met de Nederlandse nationaliteit, hebben een minderjarige zoon. De rechtbank heeft eerder een zorgregeling vastgesteld, maar de man heeft verzocht om wijziging van deze regeling vanwege gewijzigde omstandigheden, waaronder zijn werk en de drukte in zijn nieuwe gezin. De vrouw heeft verweer gevoerd en benadrukt dat de man zijn verantwoordelijkheden moet nemen. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft geconcludeerd dat het belang van de minderjarige het zwaarst moet wegen. De rechtbank heeft besloten dat de doordeweekse omgangsdag komt te vervallen en dat de man de minderjarige om de week van vrijdagavond tot zondagavond bij zich heeft. Ook is bepaald dat de man de minderjarige in de zomervakantie of de eerste drie weken of de laatste drie weken bij zich heeft. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/699926 / FA RK 25-3893
Beschikking van 13 oktober 2025 over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling)
in de zaak van:
[de man], hierna: de man,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat mr. N. Çiçek te Den Haag,
t e g e n
[de vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat mr. E.E. Nauta-Rijsdijk te (voorheen: mr. A. Aksü te Rotterdam).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 20 mei 2025;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, gedateerd 18 september 2025;
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 26 september 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • partijen en advocaten voornoemd;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
2.3.
De vrouw is van rechtswege alleen belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 8 november 2024 is het ouderlijk gezag over de minderjarige gewijzigd in die zin, dat de man en de vrouw dit gezag over de minderjarige vanaf de datum van deze beschikking gezamenlijk uitoefenen.
2.4.1.
Voorts is een zorgregeling vastgesteld inhoudende dat partijen met behulp van hulpverlening toe zullen werken naar een regeling waarbij:
  • de minderjarige om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de man verblijft;
  • in de week dat de minderjarige het weekend niet bij de man is, omgang op een doordeweekse dag plaatsvindt;
  • de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld, waarover ouders met behulp van hulpverlening afspraken maken.
De zorgregeling zal worden opgebouwd door te beginnen met begeleide omgang met begeleiding door het Wijkteam of Veilig Thuis, waarbij de begeleide omgang tot maximaal zes maanden na de datum van deze beschikking zal duren. Vanaf dat moment zal de omgang onbegeleid plaatsvinden.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van 18 augustus 2025 is de bij beschikking van 8 november 2024 vastgestelde zorgregeling gewijzigd in die zin dat de weekendregeling vanaf 22 augustus 2025 om de week van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur zal zijn.
2.6.
De man heeft de Marokkaanse nationaliteit en de vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

Rechtsmacht
3.1.1.
Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van Brussel II-ter bevoegd te beslissen op het verzoek.
3.2.
Zorgregeling
3.2.1.
De man verzoekt wijziging van de door de rechtbank bij beschikking van
8 november 2024 vastgestelde zorgregeling in die zin dat:
  • de minderjarige om de week van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur bij hem zal verblijven;
  • gedurende alle (school)vakanties en feestdagen voormelde reguliere zorgregeling van kracht zal zijn, behoudens dat de minderjarige in de zomervakantie gedurende twee aaneengesloten weken bij de man zal verblijven,
waarbij de man de minderjarige bij de vrouw zal ophalen en terugbrengen.
3.2.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
Zij wenst dat het verzoek waar het betreft het ophalen van de minderjarige bij de vrouw op vrijdag 19.00 uur wordt afgewezen evenals de dag van het terugbrengen van de minderjarige op zondag 18.00 uur. De bij beschikking van 8 november 2024 vastgestelde doordeweekse dag kan ook voor wat de vrouw betreft vervallen, aangezien dit de zorgregeling alleen maar overzichtelijker maakt voor partijen.
3.2.3.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing over een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.2.4.
Gebleken is dat de man ten tijde van de beschikking van 8 november 2024 als slager bij [bedrijf 1] werkte, maar dat zijn dienstverband niet is verlengd omdat hij door de vastgestelde zorgregeling niet op de vrijdagavond en maandagmorgen kon werken. Ook zijn dienstverband hierna, bij [bedrijf 2] , is niet verlengd om dezelfde reden. Vanaf 22 augustus 2025 heeft de man weer werk als slager bij [bedrijf 1] , maar ook daar zijn problemen ontstaan vanwege de zorgregeling in de weekenden.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en zal hierna beoordelen of er reden is om de zorgregeling te wijzigen.
3.2.5.
Nu de bij beschikking van 8 november 2024 vastgestelde doordeweekse dag omgang tussen partijen niet langer meer in geschil is, kan deze dag komen te vervallen. De rechtbank zal dit opnemen in de beschikking.
3.2.6.
Tussen partijen is in geschil de invulling van de weekendregeling en de invulling van de vakantie- en feestdagen.
3.2.7.
De man stelt dat hij een nieuwe partner heeft en er sprake is van een samengesteld gezin. De partner van de man heeft twee kinderen uit een eerdere relatie te weten: [minderjarige 2] van twaalf jaar die autistisch is en een licht verstandelijke beperking heeft en [minderjarige 3] Daarnaast hebben zij samen dochter [minderjarige 4] van twee jaar en zijn nieuwe partner is weer zwanger. De partner van de man heeft haar handen vol en is niet in staat de man te helpen of te ondersteunen in de zorgregeling voor de minderjarige.
3.2.8.
Omdat de man een druk leven heeft en een druk gezin en zijn huidige partner hem niet kan ondersteunen in de zorg voor de minderjarige verzoekt hij dat gedurende alle schoolvakanties de reguliere zorgregeling zal gelden en dat hij uitsluitend in de zomervakantie de minderjarige twee aaneengesloten weken bij zich zal hebben. Hij heeft 22 dagen per jaar verlof en kan hiermee de vastgestelde vakantie- en feestdagenregeling niet invullen. Hoewel de man in de zomervakantie drie weken verlof heeft kan hij niet met zijn huidige gezin inclusief de minderjarige weg omdat zijn auto dan te klein is.
3.2.9.
Voor wat betreft de weekendregeling stelt de man dat hij de minderjarige onmogelijk op de vrijdag uit school kan halen, omdat ook zijn huidige werkgever van hem verwacht dat hij op de vrijdag een hele dag werkt. De man is slager in [bedrijf 1] en de vrijdag is een drukke dag. Indien hij de minderjarige op de vrijdag uit school moet halen zal ook bij deze werkgever zijn contract niet worden verlengd, de man werkt op de vrijdag tot 18.00 uur. De man verzoekt daarom ook dat hij de minderjarige op de vrijdag om 19.00 uur bij de vrouw zal ophalen en dat hij de minderjarige op de zondagavond om 18.00 uur weer bij de vrouw terug brengt. De minderjarige op de maandagmorgen naar school brengen vanuit [plaats 1] is voor de man ook niet haalbaar, omdat hij op de maandag weer moet werken en er op de maandagochtend in de regio [plaats 2] - [plaats 1] altijd files staan.
3.2.10.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en stelt dat de man ook naar het kind uit zijn vorige relatie zijn verantwoordelijkheid heeft voor wat betreft de verdeling van de vakanties. Dat de man het druk heeft met zijn nieuwe gezin, mag niet betekenen dat er daarom geen tijd meer is voor de minderjarige die ook gewoon een kind van de man is.
De minderjarige is dol op zijn vader en is altijd blij om hem te zien. De vrouw ziet dat de man ook van de minderjarige houdt en kan daarom niet begrijpen dat de man zijn verantwoordelijkheid voor de minderjarige niet neemt. Ook het feit dat de vrouw niet werkt en dus alle tijd heeft voor de minderjarige, mag voor de man geen reden zijn om zijn verantwoordelijkheden niet na te komen.
De vrouw begrijpt dat het voor de man, gezien zijn werk, moeilijk is om de minderjarige op vrijdagmiddag direct uit school op te halen. Echter, de vrouw heeft navraag bij de school van de minderjarige gedaan en de man kan de minderjarige op de vrijdag tot 19.00 uur ophalen bij de school. Hiervoor is volgens de vrouw geen buitenschoolse opvang voor nodig. De man kan de minderjarige op vrijdag om 19.00 uur ophalen bij de school. Het terugbrengen van de minderjarige bij de school op maandagochtend moet naar het oordeel van de vrouw worden gehandhaafd. Voor de maandagmorgen is het mogelijk om bij de school buitenschoolse opvang te regelen, alwaar de minderjarige al vanaf 7.15 in de ochtend terecht kan. De vrouw is bereid de helft van deze kosten op zich te nemen.
De vrouw wenst geenszins dat de man de minderjarige bij haar thuis ophaalt of terugbrengt. De vrouw is bang van de man en de overdracht van de minderjarige gaat vaak mis. Bij de overdracht spuugt de man naar de vrouw en/of schopt hij tegen de deur. Daarbij houdt de man zich niet aan de ophaal- en terugbrengtijden. Het is daarbij volgens de vrouw niet mogelijk dat de minderjarige zelfstandig ten tijde van de omgangsmomenten naar beneden en weer naar boven.
3.2.11.
De raad heeft ter zitting aangegeven dat de minderjarige een kind is met ontwikkelingsproblemen, er is sprake van gedragsproblemen en een taalachterstand. De minderjarige heeft hierdoor meer aandacht nodig en is een kind waar rekening mee gehouden zou moeten worden. De raad heeft er moeite mee om deze minderjarige, die het toch al moeilijk genoeg heeft, op de vrijdag op de naschoolse opvang te zetten en op de maandag op de voorschoolse opvang te zetten. De minderjarige naar de voorschoolse opvang brengen om 7.15 uur ’s-morgens zou daarbij ook betekenen dat de minderjarige op de maandag dan heel vroeg vanuit [plaats 1] naar [plaats 2] moet worden gebracht. Dit acht de raad niet in het belang van de minderjarige omdat deze minderjarige het al zwaar genoeg heeft.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling ook vragen gesteld over de op te starten hulpverlening aan de minderjarige, waarvan – zoals uit de gegevens van de raad blijkt – in het verleden sprake zou zijn geweest.
3.2.12.
Onweersproken staat vast dat de man van de minderjarige houdt en de minderjarige van hem. De minderjarige vindt het ook heel fijn om zijn vader te zien. Dat er een regelmatig en goed contact moet zijn tussen hen beiden is ook niet in geschil. Wel is in geschil de invulling van deze contacten. Echter dient bij deze zorgregeling wel rekening te worden gehouden met zowel het draagkracht van de minderjarige als dat van de vrouw, het belang van inkomen uit arbeid van de man, evenals met de door de gebeurtenissen verstoorde relatie tussen partijen.
De rechtbank heeft begrepen dat het door gebeurtenissen uit het verleden een complexe situatie is maar heeft toch grote moeite met het feit dat zowel de man als de vrouw bij hun voorstellen over hoe de zorgregeling moet worden uitgevoerd geen rekening houden met het belang van de minderjarige. De minderjarige moet zich maar aanpassen aan wat zijn ouders wensen. De raad heeft naar het oordeel van de rechtbank er terecht op gewezen dat het uitbreiden van de naschoolse opvang zowel op vrijdagavond als op maandagochtend niet in het belang van de minderjarige is. Het moet toch mogelijk zijn in het belang van de minderjarige een oplossing te vinden waarbij de man geen probleem krijgt met zijn werkgever en er geen rechtstreeks contact is tussen de man en de vrouw zonder de minderjarige extra te belasten. Partijen moeten zich realiseren dat de situatie waarin de minderjarige opgroeit sowieso lastig is voor hem. Hij houdt van zijn vader en van zijn moeder, daar zijn partijen het over eens, maar de minderjarige merkt ook dat die 2 mensen niet met elkaar praten en niet in elkaars nabijheid willen zijn. Dat moet toch voor iedere minderjarige heel verwarrend zijn. Daarbij komt dat deze minderjarige zoals de raad in een eerder raadsrapport heeft gelezen, ontwikkelingsproblemen heeft.
3.2.13.
De rechtbank heeft bij zijn beslissing het belang van de minderjarige het zwaarst laten wegen. De rechtbank heeft van de vrouw begrepen dat het mogelijk is dat de minderjarige op vrijdagavond tot 19.00 uur bij een hem vertrouwde medewerker op school kan blijven. Dit aspect maakt naar het oordeel van de rechtbank het acceptabel dat de minderjarige op school wordt opgehaald. Het is aan de man om te regelen dat de minderjarige op tijd wordt opgehaald. Excuses als files etc. kunnen niet worden gemaakt. Het is de taak van de man om met zijn werkgever en eventuele collega’s duidelijke afspraken hierover te maken en zijn vertrek zo ruim te plannen dat hij ook bij een file etc. op tijd bij de school zal zijn. De vrouw heeft aangeboden bij te dragen in de extra kosten van deze opvang, zodat deze door partijen samen, ieder voor de helft, dienen te worden betaald.
3.2.14.
Met de raad is de rechtbank van oordeel dat het niet in het belang is van de minderjarige om hem komend vanuit [plaats 1] om 07.15 uur te brengen naar de buitenschoolse opvang in [plaats 2] . De man kan daarom de minderjarige op zondagavond om 18.00 uur terugbrengen bij het huis van de vrouw. De vrouw heeft op de mondelinge behandeling gezegd dat het terugbrengen van de minderjarige bij haar huis veel spanning bij haar oproept. In het belang van de minderjarige moet de vrouw hiervoor een oplossing vinden, bijvoorbeeld dat iemand anders aanwezig is in de woning om de overdracht van de minderjarige te regelen.
Ook hierbij geldt dat het de verantwoordelijkheid is van de man om de minderjarige stipt om 18.00 uur terug te brengen. Excuses voor het niet op dit tijdstip terugbrengen worden niet geaccepteerd.
3.2.15.
Ook voor de vakantieregeling geldt dat voor de beslissing van de rechtbank het belang van de minderjarige de doorslag geeft. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat de minderjarige geen 3 weken in de zomervakantie bij hem kan verblijven omdat zijn auto niet groot genoeg voor alle kinderen. Met dit standpunt maakt de man het belang van de minderjarige ondergeschikt aan dat van hemzelf en anderen. Ook hier is de rechtbank van oordeel dat de man hiervoor creatief een oplossing moet zoeken en zal bepalen dat de minderjarige in de zomer de eerste 3 weken of de laatste 3 weken van de schoolvakantie van de minderjarige bij de man zal verblijven. Het is aan partijen om de concrete invulling samen af te spreken.
3.2.16.
De man heeft 22 vakantiedagen per jaar en de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat de zomervakantie het belangrijkst is. Ook heeft de man onbetwist gesteld dat hij tijdens de christelijke feestdagen gewoon moet werken. Hij heeft wel vrij tijdens de het Offerfeest en het Suikerfeest. De minderjarige kan dan wel bij hem verblijven. Daarom zal de rechtbank de vakantieregeling wijzigen in die zin dat de zomervakantie wordt vastgelegd. Omdat er geen concreet voorstel is gedaan voor de verdeling van de islamitische feestdagen kan de rechtbank hierover geen beslissing nemen.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank wijzigt de beslissing van deze rechtbank van 8 november 2024 en:
4.1.
bepaalt dat de doordeweekse omgangsdag komt te vervallen, onder gelijktijdige wijziging van de beschikking van 8 november 2024 op dat punt.
4.2.
bepaalt de regeling van de verdeling van de weekendregeling als volgt:
De man heeft de minderjarige bij zich eenmaal in de twee weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de man de minderjarige bij de school ophaalt en weer terugbrengt bij het huis van de vrouw;
4.3.
bepaalt dat de man de minderjarige of de eerste drie weken of de laatste drie weken van de zomervakantie bij zich heeft, een en ander in onderling overleg af te spreken;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier, op 13 oktober 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.