Op 10 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak is behandeld in het kader van jeugdbescherming, waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) het verzoek heeft ingediend om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder aanwezig was tijdens de zitting, terwijl de vader niet is verschenen, ondanks dat hij correct was opgeroepen. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter met [voornaam minderjarige] gesproken en haar mening gevraagd over de situatie.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen om het welzijn en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] in overweging genomen. Het blijkt dat [voornaam minderjarige] nog niet opnieuw is aangemeld op school en geen dagbesteding heeft. Bovendien heeft zij in april 2025 een ernstig auto-ongeluk meegemaakt, wat haar slaap en welzijn negatief beïnvloedt. De GI heeft aangegeven dat de betrokkenheid van de instelling nog steeds noodzakelijk is, gezien de huidige situatie van [voornaam minderjarige].
De kinderrechter heeft geoordeeld dat aan de voorwaarden voor verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan en heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 28 september 2026. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken op 10 september 2025 door mr. M.C. Woudstra, kinderrechter, en op schrift gesteld op 16 september 2025. Tegen deze eindbeslissing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak of betekening van de beschikking in beroep kunnen gaan.