ECLI:NL:RBROT:2025:12394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/704901 / JE RK 25-1670
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 18 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die onder toezicht is gesteld en in een pleeggezin verblijft. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor zes maanden. Tijdens de zitting waren de ouders van [minderjarige] aanwezig, evenals hun advocaat, mr. M.P. Kloppenburg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat beide ouders positieve stappen zetten in hun ontwikkeling, maar dat een terugplaatsing van [minderjarige] bij hen op dit moment nog niet passend is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 september 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 30 maart 2026. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor de volgende zitting, die op 12 maart 2026 plaatsvindt, te rapporteren over de stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/704901 / JE RK 25-1670
Datum uitspraak: 18 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.P. Kloppenburg, kantoorhoudende te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader, wonende op een voor de rechtbank onbekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 augustus 2025, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger] .
1.3.
De kinderrechter heeft ter zitting bijzondere toegang verleend aan een medewerker van pleegzorg, [medewerker] .

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 30 september 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 30 september 2025.
2.4.
Bij beschikking van 14 april 2025 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 30 september 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting wijzigt de GI haar verzoek, in die zin dat met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht om de machtiging te verlengen voor de duur van zes maanden en de overige zes maanden aan te houden.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het -gewijzigde verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht dit – onder verwijzing naar het verzoekschrift - als volgt toe. [minderjarige] gaat naar de [observatiegroep] . Hier heeft zij de afgelopen periode positieve stappen gezet, zoals het zeggen van meer woordjes. Daarbij verlopen de bezoekmomenten tussen [minderjarige] en de vader positief. [minderjarige] zoekt zelf toenadering bij de vader. De GI begrijpt dat de vader het lastig vindt dat op de vrijdag geen begeleid bezoek meer mogelijk is, waardoor dit alleen op openbare plekken kan plaatsvinden. De GI is voornemens om hier de aankomende periode een passende oplossing voor te vinden. De moeder is hard bezig om aan zichzelf te werken, wat haar veel moeite en tijd kost. De bezoekmomenten tussen [minderjarige] en de moeder liggen helaas stil, omdat het de moeder niet altijd lukt om naar de geplande bezoekmomenten te komen. Hierdoor is ook de reeds ingezette Video interactie begeleiding gehechtheid (VIB-G) bij de moeder gestopt. De betrokkenheid van de GI is de aankomende periode nog nodig om de ingezette hulpverlening voor [minderjarige] door te zetten en om samen met de ouders verdere stappen te zetten in het belang van [minderjarige] . Een terugplaatsing van [minderjarige] bij één van de ouders is in de tussentijd nog niet aan de orde.
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het gewijzigde verzoek van de GI. De moeder heeft de afgelopen periode hard gewerkt om haar leven weer op orde te krijgen. Hierbij is het niet altijd gelukt om naar de bezoekmomenten tussen haar en [minderjarige] te gaan. Het gaat inmiddels wel wat beter met de moeder. Zij heeft een woning gevonden in een kindvriendelijke buurt en doet haar best om meer aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige] . De moeder is voornemens om de aankomende periode verdere positieve stappen te zetten, zodat vervolgens kan worden bekeken waar [minderjarige] het beste kan wonen. De moeder begrijpt dat hierbij ook van belang is dat [minderjarige] in haar ontwikkeling positieve stappen zet en gebeurtenissen uit het verleden kan verwerken. De moeder hoopt dat de betrokken hulpverlening voor [minderjarige] hierbij helpend is.
4.3.
De vader stemt tijdens de mondelinge behandeling in met het gewijzigde verzoek van de GI. [minderjarige] heeft zich de afgelopen periode aanzienlijk ontwikkeld. Het is van belang dat zij de ingezette hulpverlening bij de [observatiegroep] afrondt en in de tussentijd bij het pleeggezin kan blijven wonen. Vervolgens is [minderjarige] welkom om bij de vader te wonen. De vader vindt het wel jammer dat op de vrijdag geen begeleide bezoeken meer mogelijk zijn. Hierdoor moeten de bezoekmomenten tussen [minderjarige] en de vader op openbare plekken plaatsvinden, waardoor het lastiger is om de band tussen hen te versterken.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat geen verweer wordt gevoerd tegen het verzoek van de GI. [minderjarige] heeft de afgelopen periode – met de inzet van passende hulpverlening – positieve stappen gezet, maar zij heeft nog veel stappen te gaan. Allebei de ouders zien in dat de betrokkenheid van de GI het aankomende jaar nog nodig is om de inzet van hulpverlening voor [minderjarige] voort te zetten en eraan bij te dragen dat de ouders positieve stappen blijven zetten. Zij begrijpen ook dat een terugplaatsing van [minderjarige] bij één van hen in de tussentijd, maar in ieder geval de aankomende zes maanden, nog niet passend is. De ouders zijn nog niet in staat om [minderjarige] de rustige, veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden die zij nodig heeft om daadwerkelijk te profiteren van de inzet van hulpverlening. De kinderrechter acht het positief dat beide ouders voornemens zijn om positieve stappen te blijven zetten en dat de GI bereid is om samen met hen te bekijken wat hiervoor passend en nodig is.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] daarom verlengen voor de duur van een jaar.
5.3.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter ziet wel aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] korter te verlengen dan een jaar, zoals ook door de GI tijdens de mondelinge behandeling is verzocht. Op deze manier kan tussentijds een vinger aan de pols worden gehouden. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg daarom verlengen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
5.4.
De GI wordt verzocht om
uiterlijk twee wekenvoor de hierna te noemen zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. M.P. Kloppenburg) te rapporteren over de dan huidige stand van zaken en daarbij aan te geven of het overige deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 30 september 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 30 maart 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden en mr. M.P. Kloppenburg in deze zaak zal plaatsvinden op
12 maart 2026om
09:30 uurin
het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
6.5.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter;
6.6.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. M.P. Kloppenburg;
6.7.
verzoekt de GI om de kinderrechter uiterlijk twee weken voor de genoemde zittingsdatum (met afschrift daarvan aan de belanghebbenden en mr. M.P. Kloppenburg) de sub 5.4. verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 26 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.