ECLI:NL:RBROT:2025:12426

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
10-019325-25; 10-044960-21 / TUL VV: 22-002180-17 en 10-099451-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en mishandeling; veroordeling voor bedreiging en ontploffing

Op 8 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, belaging, vernieling, bedreiging en het teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling en mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat zijn handelen wederrechtelijk was. Ook de beschuldigingen van belaging en vernieling werden verworpen, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond om de verdachte hiervoor te veroordelen. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan bedreiging en het veroorzaken van een ontploffing. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 240 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk, en een maatregel van drie jaar met een contactverbod en locatieverbod ten aanzien van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en alcoholmisbruik, en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen werden deels afgewezen, omdat de verdachte voor een aantal feiten werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-019325-25; 10-044960-21
Parketnummer vordering TUL VV: 22-002180-17 en 10-099451-20
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. M. van Loon, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder parketnummers 10-044960-21 en 10-019325-25 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 174 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (inclusief elektronische monitoring en slachtofferdevice) en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod en locatieverbod met aangeefster [slachtoffer 1] , voor de duur van vijf jaren, waarbij vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan;
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers
22-002180-17 en 10-099451-20.

4.Waardering van het bewijs

10-044960-21

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De ten laste gelegde poging zware mishandeling (feit 1) en eenvoudige mishandeling (feit 2) van de aangeefster [slachtoffer 2] kunnen wettig en overtuigend worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de verbalisanten ter plaatse letsel in de nek en op het oog van de aangeefster hebben gezien. Haar letsel wordt nader beschreven in het FARR-rapport waarbij wordt gesteld dat de letsels passen bij de door de aangeefster verklaarde toedracht. Haar verklaring komt tevens overeen met het sporenbeeld in de keuken en het gegeven dat huidepitheel van de verdachte is aangetroffen in haar nek. De officier van justitie meent dat het wurgen van de aangeefster een poging zware mishandeling oplevert, omdat dit langdurig en met veel kracht plaatsvond.
4.1.2.
Beoordeling
Op 17 januari 2021 waren de aangeefster en de verdachte aanwezig in de woning van de aangeefster. Op enig moment is onenigheid tussen hen ontstaan. Niet ter discussie staat dat over en weer geweld is uitgeoefend dat eindigde doordat de aangeefster de verdachte met een mes heeft gestoken.
Poging zware mishandeling
Onder 1 primair is ten laste gelegd dat de verdachte heeft gepoogd de aangeefster opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar bij de keel heeft gegrepen en vervolgens naar de keuken heeft geduwd. Hij zou in haar keel hebben geknepen en geprobeerd hebben haar te wurgen. Tegenover de verklaring van de aangeefster staat de ontkennende verklaring van de verdachte.
Uit het dossier volgt dat het DNA van de verdachte is aangetroffen in de nek van de aangeefster. Ook staat vast dat zij in haar hals twee schaafwonden had. Op basis daarvan acht de rechtbank aannemelijk dat de verdachte het letsel in de nek van de aangeefster heeft toegebracht. De rechtbank kan op basis van het dossier evenwel niet zonder redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte daarbij op een zodanige wijze heeft gehandeld dat de aanmerkelijke kans ontstond dat zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster zou ontstaan. Er is weliswaar de verklaring van de aangeefster, maar in het dossier bevinden zich daarnaast onvoldoende objectieve gegevens om precies vast te stellen op welke manier het DNA van de verdachte in de hals van de aangeefster terecht is gekomen. Ook is onvoldoende duidelijk vast te stellen met welke kracht en voor welke duur de verdachte aan de nek van de aangeefster heeft gezeten.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank daarom van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal van het onder 1 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Eenvoudige mishandeling
Onder 1 subsidiair is ten laste gelegd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling door de aangeefster bij de keel te grijpen, daarin te knijpen en haar proberen te wurgen. Daarnaast is onder 2 ten laste gelegd dat de verdachte op diezelfde avond op andere manieren geweld op de aangeefster heeft uitgeoefend. De verdachte bekent de aangeefster te hebben geslagen, vastgepakt en geduwd. Deze handelingen waren volgens hem noodzakelijk in het kader van zelfverdediging, omdat zij hem als eerste aanviel door hem te duwen en te slaan.
Vast staat dat beide personen letsel hebben opgelopen en dat in de woning een handgemeen plaatsvond. Zowel de aangeefster als de verdachte beroepen zich op noodweer en zeggen dat de andere partij de agressor is geweest en is begonnen met het uitoefenen van geweld. Het is onduidelijk gebleven wat op deze avond precies is gebeurd en in welke volgorde de gebeurtenissen zich hebben afgespeeld. Dat brengt met zich mee dat de rechtbank niet zonder twijfel kan vaststellen welk van partijen de agressor was en welk van partijen zich tegen de agressie van de ander heeft moeten en mogen verdedigen.
Nu daarmee de wederrechtelijkheid van zijn handelen in onvoldoende mate is komen vast te staan, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10-044960-21 is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
10-019325-25
4.2.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De ten laste gelegde belaging van aangeefster [slachtoffer 1] kan wettig en overtuigend worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte de aangeefster na hun relatiebreuk op verschillende manieren meermaals heeft benaderd. Dit volgt uit haar aangifte die wordt ondersteund door de verklaringen van haar moeder en zus en het onderzoek aan de telefoons van de aangeefster en de verdachte. Dat de aangeefster zelf ook contact heeft gezocht met de verdachte hoeft geen contra-indicatie te zijn.
4.2.2.
Beoordeling
In de ten laste gelegde periode is op verschillende manieren veel contact geweest tussen de verdachte en de aangeefster. De verdachte heeft een paar keer bij haar woning aangebeld. Daarnaast werden per dag heel veel berichten (gemiddeld rond de 200) naar elkaar gestuurd, waarbij deze gesprekken van beide kanten werden geïnitieerd. Ook werd veelvuldig over en weer gebeld. Hieruit volgt echter niet ondubbelzinnig dat de aangeefster geen contact meer wilde hebben met de verdachte. Ander bewijs dat dit contact een opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster oplevert, is niet vastgesteld.
Daarnaast verklaart de aangeefster dat de verdachte haar heeft afgesneden en gevolgd. Deze verklaring vindt geen steun in het dossier. Dat de verdachte (anoniem) contact heeft gezocht met de moeder van de aangeefster levert geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster zelf.
De rechtbank stelt vast dat in deze periode wel dreigende berichten door de verdachte zijn gestuurd. Zo volgt uit het dossier dat in de ten laste gelegde periode zeven berichten naar de aangeefster zijn gestuurd onder de zoekterm ‘vermoorden’. Hoewel de verdachte hiermee een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van de voor belaging vereiste mate van stelselmatigheid.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10-019325-25 is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De ten laste gelegde vernieling kan wettig en overtuigend bewezen worden. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte in juli en augustus 2024 meerdere berichten heeft verstuurd naar de aangeefster die gaan over het lekprikken van autobanden (van haar moeder). Op 9 december 2024 blijken de autobanden van [slachtoffer 3] , de moeder van de aangeefster, lek gestoken te zijn.
4.3.2.
Beoordeling
Vast staat dat de autobanden van de moeder van de aangeefster op 8 of 9 december 2024 zijn vernield en ook dat de verdachte in augustus van datzelfde jaar naar haar dochter berichten heeft gestuurd over het leksteken van autobanden. Dat biedt echter onvoldoende basis om vast te stellen dat het ook daadwerkelijk de verdachte was die de autobanden lek heeft gestoken. De telefoon van de verdachte is onderzocht. Uit dat onderzoek blijkt niet dat zijn telefoon op de genoemde dagen heeft uitgestraald in de directe omgeving van de straat waar de auto geparkeerd stond.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10-019325-25 is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het onder 2 ten laste gelegde
Het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10-019325-25 is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Wel gaat de rechtbank uit van een andere periode, zoals ook door de verdediging betoogd, namelijk startend vanaf 31 juli 2024. Dat is immers de datum waarop voor het eerst, binnen de ten laste gelegde periode, de verdachte dreigende berichten naar aangeefster [slachtoffer 1] stuurde.
4.5.
Bewijswaardering van het onder 3 ten laste gelegde
4.5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de explosie van 31 december 2024 heeft veroorzaakt. Ten aanzien van de explosie op 5 november 2024 is er geen wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte.
4.5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Aangevoerd is dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan. De herkenning door de aangeefster is niet betrouwbaar en de camerabeelden zijn van slechte kwaliteit.
4.5.3.
Beoordeling
Explosie 5 november 2024
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij een ontploffing op 5 november 2024, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Explosie 31 december 2024
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting staat vast dat op 31 december 2024, tussen 4 en 5 uur ’s nachts, een ontploffing heeft plaatsgevonden in de brievenbus van de (portiek)woning aan de [adres 2] te Rotterdam. Ter plaatse was op de plek van de brievenbus behorend bij de woning waar aangeefster [slachtoffer 1] verbleef, een groot gat te zien. Ook lagen onderdelen van de brievenbus en stukken krant buiten op straat en in het portiek.
De camerabeelden waarop de ontploffing te zien is zijn door een camerabeeldspecialist bekeken. Deze verbalisant beschrijft dat een persoon met een voorwerp in zijn hand naar het portiek loopt en vervolgens wegrent. Kort daarna vindt er een explosie plaats bij het pand. Ook wordt in detail omschreven dat die persoon een opvallend loopje heeft. Zo zou hij bij het plaatsen van zijn linkervoet het onderbeen meer krommen dan bij zijn rechtervoet. Dezelfde beelden worden aan de aangeefster getoond. De verbalisant die daarbij aanwezig is omschrijft dat de gezichtsuitdrukking van de aangeefster direct verandert en dat ze aangeeft dat het de verdachte is, die op de beelden is te zien. De aangeefster geeft daarbij aan dat zij de persoon die te zien is op de camerabeelden herkent als verdachte, onder andere aan zijn loopje. De rechtbank acht die verklaring van de aangeefster betrouwbaar, omdat zij precies hetzelfde opvallende kenmerk van de verdachte noemt als de camerabeeldspecialist.
Verder blijkt uit het dossier dat de verdachte op 30 december 2024, kort voor de explosie, foto’s heeft gemaakt van Cobra’s op zijn schoot en dat hij deze foto’s naar de aangeefster heeft gestuurd. Een paar uur later, rond het tijdstip van de explosie, stuurt hij vervelende berichten naar haar waaronder “je ga zie” en “zo” en “nog een” en probeert hij haar tweemaal te bellen.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing op 31 december 2024 in de brievenbus van de [adres 2] te Rotterdam.
4.5.4.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10-019325-25 kan (deels) worden bewezen.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10-019325-25
2
hij in of omstreeks de periode van
13 juli 202431 juli 2024tot en met 18 januari 2025 te
Rotterdam,
althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/ of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- " ik ga je nog is kk vermoorden ook" en
/of
- " maak je kk dood" en
/of
- " ik maak die kleine ook dood" en
/of
- " ik hoop dat jij samen met die kind dood valt" en
/of
- " ik ga jullie doodmaken" en
/of
- " ik slaap voor je deur, ik sgiet je dood als ik je zie heor" en
/ of
- " je gaat spijt kryge" en
/of
- " ik terrorist, ga me zoon nie late voor jullie, politie volg me al, maar ik sgyt aan
hun, dood is dood" en
/ of
- " ga jullie vermoorden, elke dag geladen, ga jullie allemaal neuken, let op balkon
zo, kk handgranaat"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op
of omstreeks 5 november 2024 en/of31 december 2024 te Rotterdam,
opzettelijk, eenmaal
of meermaals,
een ontploffing teweeg heeft gebracht
door, een stuk zwaar vuurwerk (een Cobra)
tot ontploffing te brengenin de brievenbus van een woning aan de [adres 2]
te Rotterdam, behorende aan Woningbouwvereniging Havensteder, terwijl
daarvan:
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en de in die woning aanwezig goederen
en de naastgelegen/omringende woningen/panden en de daarin aanwezige
goederen
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de aanwezige personen in voornoemde woning en/of de aanwezige personen in de
naastgelegen/ omringende woningen/ panden
te duchten was;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10-019325-25

2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;

3. opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-partner door haar meermaals nare berichten met doodsbedreigingen te sturen. Een deel van deze berichten werden tijdens haar zwangerschap gestuurd. Daarnaast wordt in deze berichten hun kind met de dood bedreigd. De rechtbank acht dit een ernstig feit en is van oordeel dat dit voor zijn ex-partner een beangstigende situatie heeft gecreëerd. Dat zij nog lang last heeft ondervonden van de bedreiging volgt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing van de brievenbus van de woning waar zijn ex-partner woonachtig was. De ontploffing heeft schade veroorzaakt aan de brievenbus en het belpaneel van de portiekwoning. Onderdelen van de brievenbus zijn in het portiek aangetroffen en op de plek van de brievenbus zat een groot gat. Door het handelen van de verdachte zijn niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid bij de direct betrokkenen en omwonenden veroorzaakt. Door het grote aantal aanslagen dat de afgelopen tijd in Nederland heeft plaatsgevonden, leiden dit soort ontploffingen ook tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 mei 2025. Dit rapport houdt het volgende in. Bij de verdachte is een delictpatroon aanwezig waarbij vermoedelijk het gebruik van alcohol een rol speelt. Bij de verdachte is vastgesteld dat sprake is van een matige stoornis in het gebruik van alcohol en zwakbegaafdheid. De verdachte beschikt niet over ziekte-inzicht of probleembesef en kan daardoor de gevolgen van zijn gedrag moeilijk overzien. Hij wil wel veranderen, maar dit lukt hem niet. De reclassering meent dat de verdachte niet in staat is om zelfstandig aan de slag te gaan met zijn problematiek. Hierdoor is het recidiverisico hoog zonder passende behandeling. Er wordt geadviseerd om middels (ambulante) behandeling aandacht te besteden aan het versterken van de beperkte copingsvaardigheden en emotieregulatie. De Stichting verslavingsreclassering GGZ adviseert in het aanvullende rapport van 11 juli 2025 de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en locatieverbod (met elektronische monitoring) en meewerken aan middelencontrole.
Psychiaters [persoon A] en [persoon B] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 april 2025. Dit rapport houdt het volgende in. Bij de verdachte is sprake van zwakbegaafdheid en alcoholmisbruik. Beide stoornissen waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig. De verdachte stond ten tijde van het sturen van de bedreigende berichten onder hoge druk doordat hij zijn zoon niet kon zien en hij geen contact kreeg met zijn ex-partner. De verdachte heeft geen probleemoplossend vermogen waardoor sprake is van alcoholmisbruik. Zij menen dat de feiten de verdachte verminderd dienen te worden toegerekend. Het recidiverisico wordt matig verhoogd ingeschat. Geadviseerd wordt om de verdachte verplicht te behandelen waarbij er gericht wordt op gedragsalternatieven voor alcoholgebruik. Er dient rekening gehouden te worden met zijn lagere IQ en verminderde executieve functies. De psychiaters stellen een behandelprogramma binnen het FACT Licht Verstandelijke Beperkten Team voor. Daarnaast dienen er alcoholcontroles plaats te vinden. Dit kan allemaal worden opgenomen in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Psycholoog [persoon C] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 21 april 2025. Dit rapport houdt het volgende in. Bij de verdachte is sprake van zwakbegaafdheid en een stoornis in het gebruik van alcohol. Dit maakt de verdachte impulsief en agressief. Beide stoornissen waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten waardoor de psycholoog adviseert de feiten in licht verminderde mate toe te rekenen. Zonder behandeling is de kans dat de verdachte terugvalt in het alcoholgebruik en dat daardoor partnergeweld ontstaat matig tot hoog. De psycholoog adviseert om de behandeling ambulant te laten vormgeven door een forensische polikliniek. Dit kan in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiaters en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een psychische stoornis in verband waarmee hij in (licht) verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal zowel de officier van justitie als de raadsman volgen in het verzoek om het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest. Nu de reclassering en de deskundigen begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van drie jaren opgelegd, inhoudende een locatieverbod voor het adres waarop [slachtoffer 1] woonachtig is en een contactverbod met haar. Het locatieverbod zal enkel zien op haar straat zodat de verdachte iets meer bewegingsruimte heeft om zijn werk uit te voeren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Vordering [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 2] , ter zake van de onder parketnummer 10-044960-21 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.639,= aan materiële schade en een vergoeding van € 6.000,= aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade dient te worden afgewezen en dat de immateriële schade gematigd dient te worden.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken.
Vordering [slachtoffer 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 3] ter zake van het onder 4 bij parketnummer 10-019325-25 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 150,= aan materiële schade.
8.4.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
8.5.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu vrijspraak is bepleit en de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.6.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken.
Vordering [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] , ter zake van de onder parketnummer 10-019325-25 ten laste gelegde feiten en waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,= aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,= aan immateriële schade.
8.7.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu deze post niet nader is onderbouwd. De immateriële schade kan worden toegewezen.
8.8.
Standpunt verdediging
De raadsman sluit zich ten aanzien van de materiële schade aan bij de officier van justitie. De immateriële schade dient te worden gematigd.
8.9.
Beoordeling
De materiële schadevergoeding
De materiële schadevergoeding is niet nader onderbouwd. Hierdoor is niet duidelijk waar de vordering op ziet. De vordering zal om die reden worden afgewezen.
De immateriële schadevergoeding
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 2 en 3 bij parketnummer 10-019325-25 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,=. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de vordering ook ziet op feiten waarvoor de verdachte is vrijgesproken. Het overige deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 januari 2025. Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.10.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 750,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Arrest en vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 15 augustus 2018 van het Gerechtshof Den Haag (
22-002180-17)
is de verdachte ter zake van gekwalificeerde diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan een gedeelte groot 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 5 november 2019.
Bij vonnis van 10 juli 2020 van de politierechter deze rechtbank (
10-099451-20)
is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, waarvan een gedeelte groot 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 25 juli 2020.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op het tijdverloop.
9.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen dienen te worden afgewezen. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering, nu de officier van justitie en de verdediging daaromtrent niet van mening verschillen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 157, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10-044960-21 en onder 1 en 4 bij parketnummer 10-019325-25 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 bij parketnummer 10-019325-25 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
49 (negenenveertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich na uitnodiging bij Fivoor Reclassering, op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, telefoonnummer 088 178 5210. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt de veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt hij de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in de Boezemstraat te Rotterdam, gedurende 3 jaren na onherroepelijk worden van dit vonnis;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 1995 te [geboorteplaats] ), behoudens met expliciete toestemming van de reclassering, gedurende 3 jaren na onherroepelijk worden van dit vonnis;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 750,= (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ten aanzien van de materiële schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 750,=(hoofdsom,
zegge:
zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 750,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van 15 augustus 2018 van Gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 10 juli 2020 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. A.M.H. Geeraars en J. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. I. Bezemer en M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffiers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
10-044960-21
1
hij op of omstreeks 17 januari 2021 te Vlaardingen, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan zijn levensgezel, [slachtoffer 2] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 2] bij de keel heeft gepakt, tegen de keel heeft geduwd, in de keel heeft
geknepen en/of heeft geprobeerd die [slachtoffer 2] te wurgen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 januari 2021 te Vlaardingen, althans in Nederland
zijn levensgezel, [slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] bij de keel te pakken, tegen de keel te duwen, in
de keel te knijpen en/of te proberen die [slachtoffer 2] te wurgen;
2
hij op of omstreeks 17 januari 2021 te Vlaardingen, althans in Nederland
zijn levensgezel, [slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] meermalen tegen het gezicht, althans hoofd, en/ of lichaam te stompen
en/ of te slaan,
- die [slachtoffer 2] vast te pakken en/ of te klemmen,
- die [slachtoffer 2] meermalen te duwen, waardoor die [slachtoffer 2] is gevallen,
- die [slachtoffer 2] aan de haren te trekken en/of over de grond te slepen en/of
- naar die [slachtoffer 2] een fles te gooien;
10-019325-25
1
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2024 tot en met 8 januari 2025 te
Rotterdam,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door:
- zich bij/rondom/voor de woning waar die [slachtoffer 1] verblijft te bevinden en/of bij
die woning aan te bellen en/of
- dreigende berichten naar die [slachtoffer 1] te sturen en/of
- te bellen naar die [slachtoffer 1] en/of
- contact te zoeken met de moeder en/of zus van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] te achtervolgen en haar proberen af te snijden,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
2
hij in of omstreeks de periode van 13 juli 2024 tot en met 18 januari 2025 te
Rotterdam,
althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- " ik ga je nog is kk vermoorden ook" en/of
- " maak je kk dood" en/of
- " ik maak die kleine ook dood" en/of
- " ik hoop dat jij samen met die kind dood valt" en/of
- " ik ga jullie doodmaken" en/of
- " ik slaap voor je deur, ik sgiet je dood als ik je zie heor" en/ of
- " je gaat spijt kryge" en/of
- " ik terrorist, ga me zoon nie late voor jullie, politie volg me al, maar ik sgyt aan
hun, dood is dood" en/ of
- " ga jullie vermoorden, elke dag geladen, ga jullie allemaal neuken, let op balkon
zo, kk handgranaat"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 5 november 2024 en/of 31 december 2024 te Rotterdam,
opzettelijk, eenmaal of meermaals,
een ontploffing teweeg heeft gebracht door, een stuk zwaar vuurwerk (een Cobra)
tot ontploffing te brengen in de brievenbus van een woning aan de [adres 2]
te Rotterdam, behorende aan Woningbouwvereniging Havensteder, terwijl
daarvan:
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en de in die woning aanwezig goederen
en de naastgelegen/omringende woningen/panden en de daarin aanwezige
goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de aanwezige personen in voornoemde woning en/of de aanwezige personen in de
naastgelegen/ omringende woningen/ panden
te duchten was;
4
hij op of omstreeks 8 december 2024 en/ of 9 december 2024 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk autobanden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/ of weggemaakt;