ECLI:NL:RBROT:2025:12462
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting winkelpand op basis van artikel 13b Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die de sluiting van zijn winkelpand door de burgemeester van Rotterdam aanvecht. De burgemeester had op 24 september 2025 besloten het pand voor drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, na een controle op 8 augustus 2025 waarbij een handelshoeveelheid cocaïne en andere verboden middelen werden aangetroffen. Verzoeker, eigenaar van de avondwinkel, was het niet eens met deze sluiting en vroeg de voorzieningenrechter om het pand open te houden totdat op zijn bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, oordelend dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig was. De rechter stelde vast dat de aangetroffen hoeveelheid cocaïne, samen met andere illegale goederen, voldoende grond vormde voor de sluiting. De voorzieningenrechter nam aan dat verzoeker een spoedeisend belang had bij zijn verzoek, maar concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting had kunnen besluiten. De rechter benadrukte dat verzoeker als eigenaar verantwoordelijk is voor wat er in zijn winkel gebeurt, ook al was hij op het moment van de controle niet aanwezig. De sluiting werd als een geschikt middel gezien om de openbare orde te handhaven en verdere overlast te voorkomen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van het winkelpand gehandhaafd blijft.