ECLI:NL:RBROT:2025:12534

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/706071 / JE RK 25-1825
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor aanvraag Nederlands reisdocument voor minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 oktober 2025, wordt vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van een Nederlands reisdocument voor een minderjarige, geboren in 2008. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt voor de minderjarige. De vader van de minderjarige, die het ouderlijk gezag uitoefent, is niet verschenen op de zitting en heeft geen toestemming gegeven voor de aanvraag van het reisdocument. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader niet bereikbaar is en dat de minderjarige bijna 17 jaar oud is. De kinderrechter overweegt dat de GI, hoewel niet bevoegd om de vervangende toestemming aan te vragen, dit verzoek heeft ingediend in het belang van de minderjarige. De kinderrechter concludeert dat het in het belang van de minderjarige wenselijk is dat zij kan beschikken over een paspoort, zodat zij zich kan identificeren en haar toekomstplannen kan vormgeven. De kinderrechter verleent daarom de vervangende toestemming en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/706071 / JE RK 25-1825
Datum uitspraak: 17 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over vervangende toestemming voor de aanvraag van een Nederlands reisdocument
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, verblijft op een bij de rechtbank onbekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 1 september 2025, ontvangen op 3 september 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam] .
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een begeleide woongroep bij [naam instelling] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 februari 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 28 februari 2026.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 augustus 2025 de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van [minderjarige] verlengd tot 28 februari 2026.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor [minderjarige] . De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting overweegt de kinderrechter als volgt.
4.2.
Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet, voor zover hier relevant, wordt bij een aanvraag (van een reisdocument) door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent.
Op grond van artikel 34, derde lid, van de Paspoortwet kan indien een persoon die het gezag uitoefent een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid weigert, deze op verzoek van de minderjarige van zestien jaren of ouder worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter.
Op grond van artikel 34, vijfde lid, van de Paspoortwet geeft de rechter in de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Paspoortwet kan bij een aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid, af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd.
Op grond van artikel 36, tweede lid, van de Paspoortwet kan de rechter een verklaring van toestemming afgeven op verzoek van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 254 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.3.
De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] voor het aanvragen van een paspoort de toestemming van haar gezaghebbende vader nodig heeft. De GI heeft de vader herhaalde malen om die toestemming gevraagd, maar de vader heeft daaraan niet mee willen werken. Op dit moment is niet duidelijk waar de vader verblijft, waarschijnlijk in het buitenland. [minderjarige] is bijna 17 en zou daarom zelf aan de kinderrechter vervangende toestemming moeten vragen op grond van artikel 34, derde lid, van de Paspoortwet. Omdat [minderjarige] onder toezicht staat, heeft de GI gemeend voor haar de vervangende toestemming te moeten aanvragen.
4.4.
Hoewel de GI, gezien het wettelijk stelsel, niet bevoegd was om de vervangende toestemming voor [minderjarige] aan te vragen, zal de kinderrechter dat formele gebrek passeren. De vraag of de kinderrechter vervangende toestemming zal verlenen moet hoe dan ook worden getoetst aan de maatstaf of dat in het belang van [minderjarige] wenselijk is. Het is aannemelijk dat als [minderjarige] zou hebben geweten dat niet de GI, maar zijzelf, de vervangende toestemming moest vragen, zij dat– met hulp van diezelfde GI – ook zelf zou hebben gedaan.
4.5.
De kinderrechter weet uit haar eerdere contacten met [minderjarige] dat zij graag een baantje wil en het is logisch dat zij daarvoor een paspoort of ID-bewijs nodig heeft. Bovendien moeten in het komende jaar plannen worden gemaakt voor na de meerderjarigheid van [minderjarige] en ook daarvoor moet zij zich kunnen identificeren.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] niet de dupe mag worden van de nalatige houding van de vader en zal het verzoek daarom toewijzen. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] wenselijk dat zij kan beschikken over een paspoort.
4.6.
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat het voor kinderen die 12 jaar of ouder zijn mogelijk is om zelfstandig een Nederlandse identiteitskaart aan te vragen. Hiervoor is geen toestemming vereist van degenen die belast zijn met het ouderlijk gezag. Dit is niet alleen van belang voor [minderjarige] , maar ook haar jongere zusjes.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent vervangende toestemming voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument voor de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats];
5.2.
bepaalt dat deze vervangende toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens en mr. M. Henschen als griffiers, en op schrift gesteld op 24 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.