ECLI:NL:RBROT:2025:12612

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1769 – FT RK 25/1770
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorlopige voorziening in het kader van een huurkwestie met betrekking tot een moratorium

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker heeft op 26 september 2025 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om een moratorium van zes maanden op de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker onder beschermingsbewind staat en dat de huurtermijnen van februari tot en met oktober 2025, hoewel niet altijd tijdig, zijn betaald. Dit biedt voldoende waarborg dat de huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in de huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van verweerster, die het ontruimingsvonnis ten uitvoer wil leggen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 20 oktober 2025
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 26 september 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 26 september 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 13 oktober 2025.
[naam 1], werkzaam bij Gerechtsdeurwaarders Velthoven De Koning heeft namens verweerster voorafgaande aan de zitting op 7 oktober 2025 aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 13 oktober 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw mr. M. Raaijmakers, werkzaam bij Holland Advocatenkantoor (hierna: gemachtigde namens verzoeker);
  • de heer L. Harthoorn, werkzaam bij BilancioBudget B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • [naam 1], werkzaam bij Gerechtsdeurwaarders Velthoven De Koning (hierna: gemachtigde namens verweerster);
  • [naam 2], beheerder van de woning (hierna: beheerder).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het proces-verbaal van de rechtbank Rotterdam van 7 januari 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker ontvangt inkomen uit een PW-uitkering van € 684,53,- per maand. Daarnaast ontvangt verzoeker woonkostentoeslag van € 1.361,20 per maand. De woonkostentoeslag is bijzondere bijstand in de vorm van een gift en loopt van 1 juni 2025 tot en met 31 mei 2026. De huur bedraagt € 1.807,53. In de periode februari tot en met oktober 2025 zijn – weliswaar niet allemaal tijdig – de lopende huurtermijnen betaald. Daarnaast is er sprake van beschermingsbewind, waardoor ook voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan.

3.Het verweer

In de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat de huurachterstand in 26 maandelijkse termijnen zou worden afgelost, naast de lopende huurtermijnen. Daarnaast werd afgesproken dat als een lopende huurtermijn of aflossing niet tijdig werd betaald verweerster alsnog mocht overgaan tot ontruiming. In plaats van het aflossen van de huurschuld en het betalen van de lopende huurtermijnen wordt een dure luxe personen auto gekocht, namelijk een Porsche met een nieuwprijs van € 135.047,-. Ook woont de (ex)partner, anders dan verzoeker stelt, nog steeds in de woning. Verweerster verzoekt het verzoek daarom af te wijzen.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het proces-verbaal van de rechtbank Rotterdam van 7 januari 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 10 september 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 30 september 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het proces-verbaal van 7 januari 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huurtermijnen vanaf februari tot en met oktober 2025 zijn – weliswaar niet altijd tijdig – betaald. Ook staat verzoeker onder beschermingsbewind, waardoor voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden betaald. Verzoeker zal samen met zijn beschermingsbewindvoerder een oplossing gaan zoeken voor zijn schuldensituatie. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat het al dan niet samenwonen van verzoeker met zijn (ex)partner niet doorslaggevend is bij de beoordeling van het voorliggende verzoek.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 7 januari 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken proces-verbaal van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres], [postcode] te [woonplaats], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
26 september 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2025.