In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker heeft op 26 september 2025 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om een moratorium van zes maanden op de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker onder beschermingsbewind staat en dat de huurtermijnen van februari tot en met oktober 2025, hoewel niet altijd tijdig, zijn betaald. Dit biedt voldoende waarborg dat de huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in de huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van verweerster, die het ontruimingsvonnis ten uitvoer wil leggen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.