ECLI:NL:RBROT:2025:12655

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1047 en FT RK 25/1048
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementsprocedure met betrekking tot een schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij verzoekster, een natuurlijke persoon, een dwangakkoord heeft aangevraagd. Verzoekster heeft op 17 juni 2025 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling en heeft daarbij een voorstel gedaan voor een schuldregeling aan haar schuldeisers. Dit voorstel houdt in dat verzoekster 0% aan de preferente en concurrente schuldeisers aanbiedt, wat door de meeste schuldeisers is aanvaard, behalve door H.A. de Boers Vastgoed B.V., die een aanzienlijk deel van de schuldenlast vertegenwoordigt. Tijdens de zitting op 13 oktober 2025 is gebleken dat verzoekster inmiddels een baan heeft en dat haar afloscapaciteit is gewijzigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel goed gedocumenteerd is en dat de belangen van verzoekster en de schuldeisers die instemden met het voorstel zwaarder wegen dan die van Boers Vastgoed. De rechtbank heeft daarom Boers Vastgoed bevolen in te stemmen met de schuldregeling en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De kosten van de procedure zijn op nihil begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 20 oktober 2025
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 17 juni 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- H.A. de Boers Vastgoed B.V., in behandeling bij GGN Mastering Credit B.V. (hierna: Boers Vastgoed);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
GGN heeft namens Boers Vastgoed voorafgaand aan de zitting op 26 september 2025 een verweerschrift aan de rechtbank toegezonden.
Ter zitting van 13 oktober 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijf schuldeisers, waarvan één preferent en vijf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 29.548,70 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 22 oktober 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 0% aan de preferent schuldeiser en 0% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord, conform aanbodbrief 22 oktober 2024, heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Ter zitting is gebleken dat het aangeboden akkoord inmiddels – door schuldhulpverlening – is gewijzigd. Het aangeboden akkoord is in die zin gewijzigd dat het prognose akkoord zal starten op 20 oktober 2025 voor de duur van achttien maanden. De afloscapaciteit is inmiddels gebaseerd op basis van het dienstverband dat verzoekster heeft voor 32 uur per week als kapster. Verzoekster is zich bewust van haar aanvullende sollicitatieverplichting en schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat hierop zal worden gecontroleerd. Het te verwachte uitkeringspercentage aan de schuldeisers zal derhalve hoger uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Verzoekster heeft ter zitting van 13 oktober 2025 aangegeven gebruik te willen maken van de zogeheten “snelle route beschermingsbewind”, waardoor haar vaste lasten op korte termijn door haar beschermingsbewindvoerder zullen worden voldaan.
Vijf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Boers Vastgoed stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 20.287,36 op verzoekster, welke 68,7% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift van 25 september 2025 heeft Boers Vastgoed het volgende aangegeven. De vordering van Boers Vastgoed vertegenwoordigt een aanzienlijk deel (te weten 67,7%) in de totale schuldenlast. Aanvaarding van het akkoord zal tot gevolg hebben dat Boers Vastgoed een betaling van 0% van haar vordering tegenmoet kan zien. Voor Boers Vastgoed is het onacceptabel dat er op voornoemde wijze zonder duidelijke nadere onderbouwing als uitgangspunt voor een “nulaanbod” is gekozen. Dat klemt temeer nu verzoekster niet is gehouden om te solliciteren naar een betaalde baan. Voor Boers Vastgoed is het dan ook onvoldoende aannemelijk dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet kunnen worden geacht.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Boers Vastgoed geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Boers Vastgoed bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Boers Vastgoed in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Boers Vastgoed een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 68,7%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk vijf van de zes schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Geldplein. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel – dat ter zitting door schuldhulpverlening is gewijzigd – het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster beschikt over een baan voor 32 uur per week als kapster. Daarnaast geldt voor verzoekster de (aanvullende) sollicitatieverplichting. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat hierop wordt gecontroleerd. Dat betekent dat verzoekster hiermee zal voldoen aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande inspanningsverplichting. Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Ook is de “snelle route beschermingsbewind” in gang gezet. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat het ter zitting gewijzigde voorstel niet opnieuw aan de schuldeisers is voorgelegd. De rechtbank oordeelt dat dit ook niet nodig is, nu de schuldeisers – naar verwachting – een hoger percentage van hun vordering krijgen uitgekeerd dan bij het oorspronkelijke aanbod. Daarnaast lijkt het erop dat met het gewijzigde voorstel van verzoekster aan de verweren van Boers Vastgoed tegemoet is gekomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Boers Vastgoed, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Boers Vastgoed te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Boers Vastgoed zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Boers Vastgoed om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Boers Vastgoed in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.