ECLI:NL:RBROT:2025:12700
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering uitbetaling WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslag op staande voet
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de weigering van een WW-uitkering. Eiser, werkzaam als slaapwacht bij een zorgaanbieder, werd op 21 november 2024 op staande voet ontslagen na meldingen van ongepast gedrag. Het UWV weigerde de uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), stellende dat eiser verwijtbaar werkloos was geworden. Eiser voerde aan dat hij ten onrechte was ontslagen en dat er geen sprake was van verwijtbaarheid. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geconcludeerd dat er een dringende reden voor het ontslag was en dat eiser hiervan een verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten zoals vermeld in de ontslagbrief en de verklaringen van betrokkenen. Eiser had zich niet gehouden aan de gedragsregels en had grensoverschrijdend gedrag vertoond, wat leidde tot de conclusie dat het UWV de uitkering terecht had geweigerd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.