ECLI:NL:RBROT:2025:12834

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
11674863 VZ VERZ 25-3113
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werkneemster na zwangerschapsverlof en onvoldoende re-integratie-inspanningen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Teleperformance Netherlands B.V. (werkgever) en een werkneemster die zich na haar zwangerschapsverlof op 30 augustus 2023 ziekmeldde. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat de werkneemster zonder overleg naar Curaçao was vertrokken en tijdens haar ziekteperiode niet bereikbaar was, wat leidde tot onvoldoende medewerking aan haar re-integratie. De werkneemster stelde dat zij ziek was, zowel lichamelijk als psychisch, en vond de sancties van de werkgever onterecht. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster ernstig verwijtbaar had gehandeld door haar re-integratieverplichtingen niet na te komen, en dat er geen opzegverbod gold. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 november 2025, zonder recht op transitievergoeding of billijke vergoeding. De werkneemster werd ook veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11674863 VZ VERZ 25-3113
datum uitspraak: 24 oktober 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
Teleperformance Netherlands B.V.(hierna: ‘werkgever’),
vestigingsplaats: Zoetermeer,
verzoekster en verweerster,
vertegenwoordigd door: K. van der Heijden,
die zelf procedeert,
tegen
[verweerster](hierna: ‘werkneemster’),
woonplaats: onbekend,
verweerster en verzoekster,
gemachtigde: mr. U. Karatas.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van werkgever (ontvangen op 29 april 2025), met bijlagen;
  • het verweerschrift van werkneemster, met bijlagen en de nader toegezonden bijlagen.
1.2.
Op 7 oktober 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [naam 1] en [naam 2] namens werkgever en werkneemster met de gemachtigde.

2.De verzoeken en het geschil

2.1.
Werkgever verzoekt (primair) de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege ernstig verwijtbaar handelen van werkneemster.
2.2.
Werkneemster vraagt om het verzoek af te wijzen. Zij stelt dat de verzochte ontbinding verband houdt met haar ziekte, zodat sprake is van een opzegverbod. Ook verzoekt zij werkgever te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris vanaf oktober 2024, omdat werkgever onterecht het loon heeft stopgezet. Als de kantonrechter toch overgaat tot ontbinding verzoekt werkneemster om een billijke vergoeding van € 65.000,-.
2.3.
Het geschil laat zich als volgt samenvatten.
Werkneemster heeft zich na haar zwangerschapsverlof op 30 augustus 2023 ziekgemeld. Gedurende haar zwangerschap is werkneemster naar Curaçao afgereisd. Werkgever neemt werkneemster kwalijk dat zij zonder overleg naar Curaçao is vertrokken en tijdens haar ziekteperiode – ook in Curaçao – slecht tot uiteindelijk in het geheel niet meer bereikbaar is geweest en daardoor ook onvoldoende heeft meegewerkt aan re-integratie. Zij verzoekt daarom ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster stelt onder meer dat sprake is van zwangerschapsdiscriminatie. Door onheuse bejegening heeft werkgever haar onder druk gezet om te gaan werken. Dit terwijl werkneemster steeds ziek is geweest, zowel lichamelijk als psychisch. Dat is ook de reden dat werkneemster lange tijd niet terug naar Nederland kon reizen. In januari 2025 heeft bovendien een ontruiming van de woning van de ouders van werkneemster op Curaçao plaatsgevonden. Werkneemster woonde bij hen in. Vanaf dat moment had zij geen toegang tot post en internet. De sancties die werkgever heeft opgelegd, uiteindelijk resulterend in een loonstop, zijn dan ook onterecht geweest. Werkgever heeft daarmee ernstig verwijtbaar gehandeld, aldus steeds werkneemster.
2.4.
Wat partijen verder hebben aangevoerd komt – voor zover van belang – onder de beoordeling aan de orde.

3.De beoordeling

De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden

3.1.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Er is namelijk voldaan aan de voorwaarden voor opzegging en er geldt geen opzegverbod, omdat werkneemster zonder deugdelijke grond niet heeft meegewerkt aan haar re-integratieverplichtingen (artikel 7:670a lid 1 BW). De kantonrechter legt hierna uit waarom.
Er is een redelijke grond
3.2.
Een voorwaarde voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat daar een redelijke grond voor is (artikel 7:669 lid 1 BW). Door werkgever is als redelijke grond aangevoerd dat de werkneemster verwijtbaar heeft gehandeld (art. 7:669 lid 3 sub e BW), door haar re-integratieverplichtingen niet na te komen.
3.3.
Uit de door werkneemster in het geding gebrachte stukken en wat zij ter zitting heeft verklaard, is voor de kantonrechter duidelijk geworden dat werkneemster een moeilijke fase van haar leven heeft doorgemaakt en nog steeds doormaakt. Haar zwangerschap is niet makkelijk verlopen, zij heeft zich in die fase kennelijk onvoldoende gesteund gevoeld door haar werkgever en de situatie is tijdens haar ziekteperiode alleen maar slechter geworden. De woning waar zij verbleef op Curaçao is begin dit jaar ontruimd en UWV heeft – in haar ogen – ten onrechte haar Ziektewetuitkering stopgezet. Werkneemster is recentelijk teruggekeerd naar Nederland en had geen onderdak en heeft nu tijdelijke huisvesting gekregen samen met haar zoontje, via een hulporganisatie. Werkneemster heeft dus een onmiskenbaar moeilijke periode in haar leven.
3.4.
De vraag die hier voorligt is of werkneemster – gegeven de omstandigheden waarin zij verkeerde – verwijtbaar heeft gehandeld, door zich onvoldoende in te spannen om te re-integreren.
3.5.
Vast staat dat werkneemster zeker vijf keer niet is verschenen bij de afspraken met de bedrijfsarts en gedurende de gehele zwangerschaps- en ziekteperiode slechts een enkele keer – vaak op een door haar zelf bepaald moment – contact heeft gehad met de werkgever en/of de bedrijfsarts. Daarmee heeft werkneemster de verhouding tussen een werkgever en een werkneemster, en de rol die ieder van de partijen bij het dienstverband heeft bij arbeidsongeschiktheid, miskend. Het is niet aan werkneemster om te bepalen wanneer en hoe contact met de bedrijfsarts gewenst is. Werkneemster heeft op enig moment aangegeven alleen nog schriftelijk te willen communiceren, maar zij kan dat niet eenzijdig bepalen. Ook als zij een moeilijke periode doormaakt, die zij overigens deels zelf heeft veroorzaakt door haar Curaçao te vertrekken en daar bij haar ouders te gaan inwonen, die vervolgens hun huurwoning zijn kwijtgeraakt, heeft zij als werkneemster jegens haar werkgever nog wel verplichtingen tijdens afwezigheid in verband met arbeidsongeschiktheid. Als werkneemster van de bedrijfsarts en werkgever verlangde dat zij meer rekening zouden houden met haar bijzondere situatie (door bijvoorbeeld minder contactmomenten of meer schriftelijke contactmomenten), dan is het aan werkneemster om daar – onderbouwd – om te verzoeken. Zij kan dat niet eenzijdig bewerkstelligen door niet te komen opdagen.
3.6.
Overigens heeft werkneemster ook in deze procedure nog niet kunnen uitleggen waarom zij geen contact kon onderhouden met haar werkgever en waarom zij de afspraken met de bedrijfsarts niet kon nakomen. Volgens haar eigen stellingen is zij pas vanaf januari 2025 afgesloten van het internet, terwijl alle gemiste contactmomenten in 2023 en 2024 hebben plaatsgevonden. Bovendien is gebleken dat werkgever en bedrijfsarts zich aan de situatie hebben aangepast, door werkneemster te faciliteren met digitale contactmoment in verband met het verblijf van werkneemster op Curaçao. Het standpunt van werkneemster, dat er sprake was van langdurige (ernstige) medische psychische klachten, die een verklaring zouden zijn voor haar structurele gebrek aan medewerking aan haar re-integratieverplichtingen, vindt geen steun in de stukken die zij heeft overgelegd, waaronder de medische stukken. Evenmin heeft zij stukken overgelegd waaruit volgt dat zij niet in staat was om terug te keren naar Nederland (‘
not fit to fly’) nadat zij hersteld was van haar zwangerschap en bevalling (op 20 juni 2023). Dit speelde alleen tijdens haar zwangerschap en kort daarna, terwijl zij ook daarna nog langere tijd in Curaçao is gebleven. De conclusie is dat werkneemster haar re-integratieverplichtingen zonder deugdelijke grond niet is nagekomen. Die conclusie wordt bevestigd door het deskundigenoordeel van het UWV van 24 januari 2025, waarin is geoordeeld dat werkneemster onvoldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratieverplichtingen.
3.7.
Bij beantwoording van de vraag of in de gegeven omstandigheden verwijtbaar is gehandeld, acht de kantonrechter het volgende van belang. Bij de kantonrechter is het beeld ontstaan van een werkneemster die tijdens haar zwangerschap, zonder haar werkgever om toestemming te vragen, naar Curaçao is vertrokken en daar bijna twee jaar is gebleven, terwijl daarvoor geen (medische) rechtvaardiging is. Werkneemster zoekt de schuld voor haar problemen vooral bij anderen, zoals werkgever, in plaats van bij zichzelf. Een werknemer met problemen als die van werkneemster mag tot op zekere hoogte ondersteuning en begrip van een werkgever verwachten, maar nergens blijkt uit dat werkgever dat in deze situatie niet (voldoende) heeft geboden. Werkgever heeft juist veel geduld getoond en heeft – door de bedrijfsarts afspraken digitaal en op (in verband met het tijdsverschil) passende tijdstippen te laten plaatsvinden – serieuze pogingen gedaan het onderlinge contact en de re-integratie inspanningen niet te laten lijden onder de geografische afstand die er tussen partijen was. Dat die afstand er was, was het gevolg van het eenzijdige besluit van werkneemster om naar Curaçao te vertrekken, zonder toestemming van werkgever, en daar ook voor langere tijd te blijven (vanaf begin 2023 tot 23 augustus 2025). Werkgever heeft ook verschillende keren genoegen genomen met de mededeling van werkneemster aan de bedrijfsarts dat zij ‘bezig was met een terugkeer naar Nederland’, zonder dat er concreet werd gemaakt welke stappen werden ondernomen en wat precies de reden was waarom zij niet naar Nederland kon terugkeren. Zoals hiervoor is opgemerkt, is ook in de onderhavige procedure door werkneemster niet onderbouwd met stukken dat zij langere tijd niet in staat was om naar Nederland terug te keren.
3.8.
Illustratief over de houding van werkneemster is verder haar verontwaardiging over het telefoontje van haar leidinggevende op 8 juni 2023. Haar manager heeft haar op die dag gebeld om te informeren hoe het met haar ging. Werkneemster heeft een geluidsopname van dat gesprek gemaakt en in deze procedure overgelegd. Werkneemster stelt in dat gesprek dat zij precies die dag was uitgerekend en neemt haar leidinggevende kwalijk dat hij haar op die dag belde. Werkneemster beschuldigt haar leidinggevende ervan dat hij expres belt op haar uitgerekende datum, naar eigen zeggen “terwijl zij weeën heeft”, om vervolgens het gesprek abrupt te beëindigen. De leidinggevende verklaarde tijdens het gesprek zich niet te realiseren dat het de uitgerekende datum was en slechts te bellen om te vragen hoe het met werkneemster ging. Waarom werkneemster het gesprek als psychische druk heeft ervaren, die naar eigen zeggen grote impact heeft gehad op haar zwangerschap, begrijpt de kantonrechter niet. Overigens vond dit telefoongesprek op 8 juni 2023 plaats en is werkneemster pas op 20 juni 2023 bevallen.
Er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen
3.9.
De slotsom is dat werkneemster, door haar re-integratieverplichtingen ernstig te verzaken, verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter is ook van oordeel, gelet op de houding en het gedrag van werkneemster als hiervoor beschreven, dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:673 lid 7 BW.
Werkneemster kan niet worden herplaatst
3.10.
Omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van werkneemster ligt het niet voor de hand dat werkneemster kan worden herplaatst.
Er geldt geen opzegverbod
3.11.
Nog een vereiste voor ontbinding is dat er geen opzegverbod geldt waardoor ontbinding niet is toegestaan. Aan die eis is ook voldaan. Er geldt geen opzegverbod. Het opzegverbod tijdens ziekte is namelijk niet van toepassing, omdat werkneemster ondanks aanmaning en loonstopzetting, haar re-integratie-inspanningen niet is nagekomen (art. 7:670a lid 1 BW). Het standpunt van werkneemster dat de loonstop in de gegeven omstandigheden onterecht was, volgt de kantonrechter niet. Werkneemster heeft zich – ondanks aanmaningen en opschorting en vervolgens stopzetting van het loon – niet aan haar
re-integratieverplichtingen gehouden.
De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 november 2025
3.12.
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 november 2025 (artikel 7:671b lid 9 BW). Daarbij is geen rekening gehouden met de opzegtermijn en de duur van de procedure, omdat sprake is van ernstige verwijtbaar handelen of nalaten van werkneemster.
Werkgever hoeft geen transitievergoeding te betalen
3.13.
Werkgever hoeft geen transitievergoeding aan werkneemster te betalen, omdat de ontbinding zoals hierboven is overwogen het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkneemster (artikel 7:673 lid 7 BW).
Werkgever hoeft geen billijke vergoeding te betalen
3.14.
De kantonrechter kent aan werkneemster geen billijke vergoeding toe. Een billijke vergoeding kan namelijk alleen worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Dat is hier niet zo; de ontbinding is nu juist het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van werkneemster.
Loonvordering
3.15.
Hiervoor is al geoordeeld dat werkgever terecht een loonstop heeft toegepast. De loonvordering van werkneemster is gebaseerd op de stelling dat die loonstop onterecht was, maar daarvan is geen sprake. Daarom wordt dit verzoek afgewezen.
Werkneemster moet de proceskosten betalen
3.16.
Werkneemster wordt veroordeeld in de proceskosten van werkgever. Aangezien werkgever geen rechtsbijstand heeft ingeschakeld zijn de kosten beperkt gebleven tot het griffierecht van € 135,- . Werkneemster wordt veroordeeld om dit te betalen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
3.17.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
Slotopmerking
3.18.
Wat partijen verder nog hebben aangevoerd hoeft niet meer te worden besproken omdat dit niet tot een ander oordeel kan leiden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 november 2025;
4.2.
veroordeelt werkneemster in de proceskosten, vastgesteld op € 135,-;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
527