In deze zaak heeft [eiseres], woonachtig in Hellevoetsluis, een vordering ingesteld tegen Stichting Bewaarder Woningmaatschap Waddinxveen (SBWW) met betrekking tot haar huurovereenkomst. [eiseres] huurt sinds april 1998 een woning van SBWW en heeft in het verleden meerdere keren huurprijsvermindering aangevraagd wegens gebreken in de woning. De laatste uitspraak van de Huurcommissie, gedateerd 28 december 2022, wees deze verzoeken af. In de huidige procedure eist [eiseres] herstel van gebreken en huurprijsvermindering, terwijl SBWW de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vordert wegens huurachterstand.
De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres] tot herstel van gebreken en huurprijsvermindering afgewezen, omdat [eiseres] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde gebreken. De kantonrechter oordeelde dat de gebreken die [eiseres] aanvoert, niet als ernstig genoeg worden beschouwd om de huurprijs te verlagen. De vordering van SBWW tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd eveneens afgewezen, omdat het belang van [eiseres] om in de woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van SBWW bij ontbinding. [eiseres] werd wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 2.587,14 tot en met september 2025, en de proceskosten werden aan haar opgelegd.
De kantonrechter benadrukte dat de huurachterstand meer dan drie maanden bedraagt, maar dat de omstandigheden in dit geval rechtvaardigen dat [eiseres] de kans krijgt om de huurachterstand in te lopen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het vonnis onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.