ECLI:NL:RBROT:2025:12990

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
11519592 CV EXPL 25-1962
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gedaagde die zonder recht of titel van de woning gebruikmaakt

In deze zaak vordert de bewindvoerder van [persoon A] dat [persoon B] de woning moet ontruimen, omdat zij zonder recht of titel in de woning verblijft. [persoon A] en [persoon B] zijn ex-partners die samen in een woning woonden, maar na een echtscheiding zijn er problemen ontstaan. [persoon A] heeft de huurachterstand van [persoon B] betaald en zij zijn samen verhuisd naar een nieuwe woning. [persoon A] heeft [persoon B] gevraagd de woning te verlaten, maar zij is daar niet op ingegaan. De kantonrechter oordeelt dat [persoon B] geen contractueel medehuurder is, omdat zij de huurovereenkomst niet heeft getekend en er geen afspraken zijn gemaakt met de verhuurder. Hierdoor verblijft [persoon B] onrechtmatig in de woning. De kantonrechter wijst de vordering van [persoon A] toe en gelast de ontruiming van [persoon B] binnen veertien dagen. Tevens worden de proceskosten aan [persoon B] opgelegd, omdat zij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11519592 CV EXPL 25-1962
datum uitspraak: 31 oktober 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[bewindvoerderskantoor A] ,in diens hoedanigheid als bewindvoerder over de gelden en goederen van
[persoon A],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats A] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. S. Koçak,
tegen
[persoon B],
woonplaats: [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. J. van der Stel.
De partijen worden hierna ‘ [bewindvoerderskantoor A] ’, ‘ [persoon A] ’ en ‘ [persoon B] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 januari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis);
  • de rolbeslissing van 18 april 2025;
  • de brief van [bewindvoerderskantoor A] van 8 mei 2025, met bijlage;
  • de aanvullende bijlage van [bewindvoerderskantoor A] .
1.2.
Op 3 oktober 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [persoon A] , bijgestaan door zijn gemachtigde die tevens als gemachtigde optrad voor [bewindvoerderskantoor A] en [persoon B] , bijgestaan door haar gemachtigde.

2.De beoordeling in conventie en in reconventie

Wat is de kern?
2.1.
[persoon A] en [persoon B] zijn ex-partners van elkaar. Bij echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank heeft de rechtbank bepaald dat het huurrecht van de woning die partijen toen huurden, werd toebedeeld aan [persoon B] . [persoon A] is vervolgens verhuisd. [persoon B] heeft in de woning een huurachterstand laten ontstaan, waarna zij de woning heeft verlaten. [persoon A] heeft de huurachterstand betaald. [persoon A] en [persoon B] hebben afgesproken samen in de (nieuwe) woning van [persoon A] te gaan wonen totdat [persoon B] weer een andere huurwoning zou vinden. [persoon A] en [persoon B] zijn vervolgens samen verhuisd naar de huidige woning die wordt gehuurd van de Humanistische Stichting voor Huisvesting van Senioren - Schiedam. [persoon A] heeft [persoon B] gevraagd om deze woning te verlaten, maar dat heeft zij niet gedaan. Vervolgens heeft [persoon A] de sloten van de woning vervangen. De verhuurder heeft [persoon B] weer toegang gegeven tot de woning, vanuit de gedachte dat [persoon B] contractueel medehuurder is. De huidige situatie is, mede vanwege financiële problemen, voor [persoon A] niet meer houdbaar. Daarom vordert zijn bewindvoerder in deze procedure dat het huurrecht van de woning aan [persoon A] wordt toebedeeld en dat [persoon B] de woning moet ontruimen.
2.2.
[persoon B] is het niet eens met de vordering en vindt dat het huurrecht aan haar moet worden toebedeeld. [persoon B] vindt dat zij als contractueel medehuurder moet worden gezien. Zij zegt meer belang te hebben bij het behoud van het huurrecht dan [persoon A] . In reconventie vordert zij dan ook dat het huurrecht moet worden toebedeeld aan haar en dat [persoon A] de woning moet ontruimen. Verder stelt [persoon B] dat zij rauwelijks is gedagvaard en er gebreken kleven aan de dagvaarding waardoor zij in haar procesbelangen is geschaad.
2.3.
Tijdens de zitting heeft [bewindvoerderskantoor A] de eis gewijzigd in die zin dat zij nu subsidiair aanvoert dat als niet komt vast te staan dat [persoon B] medehuurder is, zij zonder recht of titel in de woning verblijft. In dat geval moet aan die situatie een einde worden gemaakt en moet zij (ook) de woning ontruimen.
2.4.
De kantonrechter wijst de subsidiaire vordering in conventie toe. De vordering in reconventie wordt afgewezen. Hieronder wordt dit uitgelegd.
Gebreken in de dagvaarding en rauwelijks dagvaarden
2.5.
De kantonrechter vindt dat de formele verweren die gaan over de formaliteiten van artikel 111 lid 2 sub e en h Rv die onjuist zijn benoemd in de dagvaarding en de verweren die niet in de dagvaarding zijn opgenomen (artikel 111 lid 3 Rv) buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Partijen zijn het namelijk met elkaar eens dat [persoon B] door eventuele gebreken in de dagvaarding niet in haar procesbelangen is geschaad. De kantonrechter is dit met hen eens.
2.6.
Verder is [persoon B] niet rauwelijks gedagvaard, omdat vast staat dat dit geschil al langer speelt tussen partijen en [persoon A] al eerder heeft laten blijken dat hij wil dat [persoon B] de woning verlaat.
De kantonrechter oordeelt dat [persoon B] geen contractueel medehuurder is
2.7.
De kantonrechter oordeelt dat [persoon B] geen medehuurder is. Omdat er geen sprake is van medehuurderschap, is er geen grondslag voor het oordeel dat het huurrecht aan een van beide (mede)huurders moet worden toebedeeld. Voor contractueel medehuurderschap is nodig dat dit tussen de huurders en de verhuurder wordt afgesproken. Dat is hier niet gebleken. Gesteld en ook niet gebleken is dat [persoon B] de huurovereenkomst (mede) is aangegaan met de verhuurder of dat partijen een verzoek hebben ingediend om [persoon B] medehuurder te laten worden, waarmee de verhuurder heeft ingestemd. Ook is niet gebleken dat zij op enige andere manier met de verhuurder zijn overeengekomen dat [persoon B] de status van medehuurder zou krijgen. Tijdens de zitting heeft [persoon A] uitgelegd dat [persoon B] wel met hem is meeverhuisd naar de huidige woning, maar dat zij de huurovereenkomst niet heeft getekend. [persoon B] heeft dit tijdens de zitting ook erkend. Het enkele feit dat op de huurovereenkomst is opgenomen dat de huurovereenkomst wordt verhuurd aan ‘de familie [persoon A] ’ maakt niet dat [persoon B] aangemerkt moet worden als medehuurder. Ook de omstandigheid dat de verhuurder wel (mogelijk op onjuiste gronden) van mening is dat [persoon B] medehuurder is, maakt dit oordeel niet anders, omdat de kantonrechter op basis van de omstandigheden van het geval moet beoordelen of [persoon B] medehuurder is geworden. Dit is niet het geval. Het gaat in een geval als dit niet alleen om wat de verhuurder (achteraf) vindt, maar wat tussen alle betrokkenen is afgesproken. De kantonrechter wijst de primaire vordering en de vorderingen in reconventie dan ook af.
[persoon B] verblijft onrechtmatig in de woning
2.8.
Omdat [persoon B] niet de status heeft van (mede)huurder, verblijft zij naar het oordeel van de kantonrechter onrechtmatig in de woning. [persoon A] heeft [persoon B] de mogelijkheid geboden om in de woning te verblijven toen zij dakloos dreigde te worden. [persoon A] heeft na vier jaar duidelijk laten weten dat hij dit niet meer wil door de sloten van de woning te vervangen. Al die tijd heeft [persoon B] op kosten van [persoon A] in de woning verbleven. Omdat [persoon A] aan [persoon B] duidelijk heeft gemaakt dat zij moet vertrekken, is er een einde gekomen aan de afspraak dat [persoon B] (tijdelijk) bij [persoon A] mocht inwonen en verblijft zij sindsdien zonder recht of titel in de woning. Door toch in de woning te blijven ondanks verzoeken van [persoon A] om weg te gaan, maakt zij een inbreuk op het recht van [persoon A] om de woning alleen voor zichzelf te gebruiken. Dit is onrechtmatig, mede omdat [persoon A] in verdere financiële problemen raakt doordat [persoon B] in de woning blijft wonen. Hij ontvangt een minimaal inkomen, heeft geen recht op huurtoeslagen en moet de kosten van [persoon B] ook dragen, waardoor hij zelf de huur bijna niet meer kan betalen. Dit maakt het aanhoudende verblijf van [persoon B] onrechtmatig. [bewindvoerderskantoor A] staat als bewindvoerder dan ook in haar recht door te vorderen dat [persoon B] de woning moet verlaten.
[persoon B] moet de woning ontruimen
2.9.
Nu de kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon B] onrechtmatig in de woning verblijft, mag [bewindvoerderskantoor A] bovendien vorderen dat deze onrechtmatige situatie wordt stopgezet door [persoon B] de woning te ontruimen met al haar spullen. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een ruimere ontruimingstermijn toe te kennen.
2.10.
Een machtiging om de ontruiming door de deurwaarder plaats te laten vinden eventueel met hulp van de sterke arm, wordt afgewezen. Daar is namelijk geen machtiging voor nodig (artikel 556 en 557 Rv).
[persoon B] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen in conventie en in reconventie voor rekening van [persoon B] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [persoon B] aan [bewindvoerderskantoor A] in conventie moet betalen op € 146,43 aan dagvaardingskosten, € 90,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 746,43. Er kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. In reconventie worden de kosten aan de zijde van [bewindvoerderskantoor A] begroot op nihil, omdat er geen proceshandelingen aan de zijde van [bewindvoerderskantoor A] zijn verricht.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [bewindvoerderskantoor A] dat eist en [persoon B] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [persoon B] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres] in Schiedam te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije en algemene beschikking van [bewindvoerderskantoor A] (in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen van [persoon A] ) te stellen;
3.2.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.3.
wijst de vorderingen af;
in conventie en in reconventie
3.4.
veroordeelt [persoon B] in de proceskosten, die aan de kant van [bewindvoerderskantoor A] worden begroot op € 746,43;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
64363