Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam bedrijf],
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 juli 2025, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de repliek, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen een verhuurder en een huurder van een bedrijfsruimte in Rotterdam. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.J. Eijsberg, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte door de gedaagde, die zelf procedeerde. De eiseres stelde dat de gedaagde zich niet als goed huurder gedroeg, onder andere door overlast te veroorzaken en huurachterstanden te hebben. Een belangrijk punt in de zaak was een explosief dat op 30 april 2025 tegen de gevel van de bedrijfsruimte was ontploft, wat de eiseres als een ernstige tekortkoming aanvoerde. De gedaagde betwistte echter dat zij verantwoordelijk was voor de explosie en stelde dat haar horeca-activiteiten, die zij als aanvulling op haar beauty- en visagiediensten uitvoerde, niet in strijd waren met de huurovereenkomst.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zonder toestemming de bestemming van het gehuurde had gewijzigd door een horecagelegenheid te exploiteren, wat in strijd was met de huurovereenkomst. Daarnaast werd vastgesteld dat de eerdere huurachterstanden van de gedaagde, hoewel problematisch, niet voldoende waren om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de huurovereenkomst moest worden ontbonden en dat de gedaagde de bedrijfsruimte moest ontruimen, met inachtneming van een termijn van veertien dagen voor de ontruiming. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die in totaal € 768,16 bedroegen.