ECLI:NL:RBROT:2025:13121

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
10/211182-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof in vereniging met geweld en recidive

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 juli 2025 samen met een ander een straatroof heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 2005 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het wegnemen van een geldbedrag van 200 euro van een slachtoffer, vergezeld van geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader het slachtoffer op de Meidoornsingel in Rotterdam heeft mishandeld en beroofd. De aangever verklaarde dat hij door twee jongens werd geslagen en dat één van hen geld uit zijn tas heeft gehaald. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever als geloofwaardig en betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de straatroof. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft geleid tot een hogere straf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en eerdere veroordelingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/211182-25
Datum uitspraak: 5 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] ,
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van Manen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) in het over de verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 17 oktober 2025.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde straatroof. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het geldbedrag heeft weggenomen. De verklaringen van de aangever zijn wisselend en inconsistent. Deze verklaringen dienen daarom niet voor het bewijs te worden gebruikt. De verklaring van de getuige – de bewoner van de [adres 2] in Rotterdam – biedt onvoldoende ondersteuning aan de aangifte. Uit het dossier volgt niet hoe de getuige het “geef mijn geld terug” precies heeft gehoord en de verdediging kan geen aanvullende vragen stellen, omdat zij niet weet wie de getuige is. Ook de politieagent ter plaatse – die het slaan heeft waargenomen – heeft niet gerelateerd dat hij heeft gezien dat er geld is weggenomen noch dat het geld later op de grond zou zijn gevallen. Hij heeft de diefstal niet waargenomen. De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaande feiten
Op 10 juli 2025 vond een mishandeling plaats op de Meidoornsingel in Rotterdam ter hoogte van de Asserweg. [slachtoffer] (hierna: de aangever) is aldaar rond 16:40 uur door twee personen in elkaar geslagen.
De vraag die voorligt is of tijdens die mishandeling geld is weggenomen van de aangever en of de verdachte zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde straatroof.
De aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat toen hij vanaf de Asserweg naar de Melanchtonweg liep, een jongen met Marokkaans uiterlijk en een pet op vanuit de Meidoornsingel op hem afkwam en op hem begon in te slaan. Vervolgens kwam een andere jongen vanuit het Meijersplein op hem af en begon hem ook te slaan. De aangever voelde dat hij meerdere klappen tegen zijn hoofd kreeg en dat één van de jongens aan zijn tasje trok. Hij zag dat de eerstgenoemde jongen met de pet tweehonderd euro uit zijn tasje haalde. Een politieagent kwam aanfietsen en daardoor lieten de jongens hem los en vluchtten weg. Aangever is de jongen die zijn geld had afgepakt achterna gerend. De jongen heeft op het parkeerterrein bij het gebouw van Aafje het geld laten vallen en is verder weggerend. Aangever staakte de achtervolging en heeft het geld toen opgepakt.
Twee dagen na opname van de aangifte is aangever aanvullend verhoord en heeft hij verklaard dat de man met de pet op het voetpad aan de Meidoornsingel ter hoogte van huisnummer [huisnummer X] – kruisend met de Asserweg – stond, op hem afstapte en hem sloeg. De mannen hebben hem meerdere malen over heel zijn gezicht geslagen en sloegen tegelijk op hem in. Ze stopten pas met slaan toen zij de agent zagen. Aangever heeft hierdoor pijn en letsel opgelopen: zijn lippen zijn kapot en gezwollen, zijn neus is opgezwollen en doet zeer, hij heeft last van zijn linkeroorgang, zijn rechterelleboog – doordat hij was gevallen – en van zijn gebit. Hij had vierhonderd euro bij zich in briefgeld, te weten zeven briefjes van vijftig euro, twee briefjes van twintig euro en één briefje van tien euro. Daarnaast had aangever nog wat losgeld bij zich. Het geld zat los in zijn heuptas. De man met de pet had vier briefjes van vijftig euro uit de tas van de aangever gepakt.
Verbalisant [persoon A] was rond 16:40 uur bezig met zijn surveillance dienst op de fiets en reed over de Asserweg. Op enig moment zag hij een drietal personen vechtend uit de straat ter hoogte van de [adres 2] in Rotterdam komen. De verbalisant heeft verklaard dat hij zag dat de aangever op de grond viel, waarna twee personen op hem begonnen in te slaan. Hij zag dat aangever een paar keer werd geraakt op zijn hoofd. Verbalisant fietste naar de mannen toe en riep dat de twee personen moesten stoppen. Beide mannen keken op en renden vervolgens weg. Hij zag dat aangever achter de man met de pet aan rende en hij volgde hen. De man met de pet rende het parkeerterrein van het verpleeghuis Aafje – gelegen aan de Asserweg – op en de verbalisant zag dat aangever daar de achtervolging staakte en stil bleef staan. De man met de pet was verder gerend.
De politie heeft een buurtonderzoek verricht en daaruit volgt dat de bewoner van de [adres 2] in Rotterdam heeft verklaard dat hij wat hoorde aan de voorzijde van zijn woning. De bewoner keek naar buiten en zag dat een jongen langs zijn woning rende. De jongen rende vanaf de Asserweg in de richting van het Assertuinpad. De bewoner zag op het trottoir een man staan. Hij hoorde dat deze man schreeuwde: “Geef mij mijn geld terug”.
De verdachte heeft – ook op de zitting – verklaard dat hij die dag een pet op had en dat hij de aangever meermalen heeft geslagen. Voorts heeft hij verklaard dat hij aan het tasje van aangever heeft getrokken, in het tasje heeft gegrepen en dat hij voelde dat het tasje leeg was.
Verdachte ontkent geld te hebben weggenomen. Het was ook niet zijn intentie om aangever te beroven.
Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
De rechtbank stelt voorop dat de aangever aangifte heeft gedaan en vervolgens aanvullend is verhoord. Dat uit het dossier volgt dat de aangifte op de dag van het incident was afgenomen, aangever kennelijk een dag later onder invloed van alcohol en cocaïne was waardoor hij niet kon worden gehoord en de aanvullende verklaring om die reden twee dagen na de aangifte is opgenomen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verklaringen hierdoor ongeloofwaardig zijn en terzijde dienen te worden geschoven. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de aanvullende verklaring – zeker op hoofdlijnen – de aangifte bevestigt. Aangever geeft immers opnieuw aan dat hij door de man met de pet en een andere man op de Meidoornsingel werd geslagen in zijn gezicht, dat de mannen daarmee pas stopten toen zij de agent zagen, dat de man met de pet tweehonderd euro van hem had afgepakt, hij achter die man is aangerend, de man met de pet het geld weggooide en dat aangever het geld vervolgens heeft opgepakt. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de aangever wel consistent en gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen er heeft plaatsgevonden. Weliswaar bevatten zijn verklaringen verschillen, maar deze verschillen zijn niet zodanig groot dat zijn verklaringen als onbetrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De tussenconclusie is dat de rechtbank de verklaringen van de aangever geloofwaardig, betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs acht. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt verworpen.
Steunbewijs
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het dossier voldoende steunbewijs bevat. De verklaring van de aangever dat zijn geld was weggenomen, vindt steun in de verklaring van de getuige. De getuige heeft verklaard dat hij aan de voorzijde van zijn woning naar buiten keek. Daar zag hij een jongen langs zijn woning rennen en een man op het trottoir staan. Hij hoorde de man schreeuwen: “Geef mij mijn geld terug”. Uit het dossier volgt dat de getuige de bewoner is van de woning aan de [adres 2] in Rotterdam, dat het gebeuren zich heeft afgespeeld vóór deze woning en dat de getuige iets hoorde aan de voorkant van zijn woning, waarop hij naar buiten keek en het voornoemde heeft waargenomen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de getuige voldoende ondersteuning biedt aan de aangifte ten aanzien van de diefstal van het geldbedrag. De rechtbank merkt daarbij op dat de verdediging zich niet eerder heeft uitgelaten over haar wens om de getuige in een eerder stadium van het strafproces te horen bij de rechter-commissaris, terwijl uit het dossier voldoende duidelijk blijkt wie de betreffende getuige is.
Daarnaast worden de verklaringen van de aangever ondersteund door de waarneming van de verbalisant ter plaatse dat aangever op het parkeerterrein bij het verpleeghuis Aafje de achtervolging staakt en blijft stilstaan. Dat is immers ook de plek waarover aangever heeft verklaard dat de verdachte het geld op de grond had laten vallen en aangever het weer heeft opgepakt. De rechtbank is bovendien van oordeel dat het gedrag van aangever beter past in het scenario dat een diefstal heeft plaatsgevonden dan enkel een mishandeling. Waarom zou aangever anders, nadat hij net flink in elkaar is geslagen door twee onbekenden, de achtervolging inzetten? Bij dit alles komt dat de verklaringen van aangever ook in grote mate worden ondersteund door de verklaringen van verdachte zelf. Hij heeft immers bekend dat hij aangever heeft geslagen en aan het tasje van aangever heeft getrokken en gevoeld.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – erop dat er geld is weggenomen bij de aangever, terwijl hij meerdere malen op zijn hoofd en in zijn gezicht werd geslagen en gestompt door de verdachte en een andere jongen. De verklaring van de verdachte dat hij geen geld heeft weggenomen, wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte samen met een ander de aangever met geweld heeft beroofd en zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 juli 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, een geldbedrag van (in totaal) 200 EUR,
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meerdere malen op het hoofd en
/ofin het gezicht
, althans het lichaam,van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen, en
/of
- te trekken aan het tasje van die [slachtoffer] en (vervolgens) het geldbedrag uit het tasje weg te nemen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de
omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke
omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in
aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft – samen met de mededader – op klaarlichte dag het slachtoffer beroofd. Zij hebben het slachtoffer meerdere keren op zijn hoofd en in zijn gezicht geslagen en gestompt. Vervolgens heeft de verdachte aan het tasje van het slachtoffer getrokken, waarna hij daaruit een geldbedrag heeft weggenomen. Deze gebeurtenis moet voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest. De verdachte heeft met zijn gedrag geen respect getoond voor andermans eigendommen en lichamelijke integriteit. De verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen gewin en geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Daarnaast maken straatroven als deze dat burgers zich minder veilig voelen op straat en hebben daarmee een impact op de gehele samenleving. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder – in 2021 – is veroordeeld voor een diefstal in vereniging gepleegd. Voorts blijkt daaruit ook dat de verdachte in 2020 is veroordeeld voor twee straatroven. De rechtbank heeft daarvan kennisgenomen.
7.3.2.
Rapportage
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 oktober 2025. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een (beginnend) delictpatroon aangaande geweldsfeiten. Indien de verdachte wordt veroordeeld voor het ten laste gelegde, ziet de reclassering de leefgebieden financiën, dagbesteding, sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding als (mogelijk) delictgerelateerd. Er is sprake van een forse schuld. In februari is de verdachte slachtoffer geworden van een steekpartij, wat volgens hem en de moeder van de verdachte van invloed is op zijn huidige gedrag. Sindsdien gaat de verdachte niet meer naar school en verder is er geen andere dagbesteding. Daarbij komt dat de verdachte geen inkomen heeft. Gezien de verdachte bij het huidig ten laste gelegde en eerdere delicten met anderen was, is er mogelijk sprake van een negatief sociaal netwerk. De verdachte woont bij zijn ouders, maar daar kan hij mogelijk niet meer terecht. De verdachte heeft verklaard wekelijks softdrugs te gebruiken. Alles bij elkaar nemend en gelet op de leeftijd van de verdachte, ziet de reclassering veel zorgen op sociaal-maatschappelijk gebied. De verdachte heeft een zelfbepalende houding en geeft aan geen intensieve hulp te willen waardoor de reclassering vraagtekens zet bij zijn responsiviteit. De reclassering ziet echter urgentie dat er interventies worden ingezet op de gesignaleerde risico’s en gedragsverandering. Gelet op de leeftijd van de verdachte en het feit dat hij nog niet eerder een reclasseringstoezicht bij de volwassenenreclassering heeft gehad, wil de reclassering de verdachte een kans geven. De reclassering acht hierbij een
outreachendeen motiverende aanpak van belang, omdat de verdachte lijkt af te glijden. Het risico op recidive en letsel wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen, temeer nu er al jaren geen sprake meer is van pedagogische beïnvloeding van de verdachte. Bij een veroordeling wordt door de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod (indien er medeverdachten zijn aangehouden), begeleiding en een dagbesteding, het inspannen voor het vinden en behouden van een structurele huisvesting en het meewerken aan schuldhulpverlening. Daarbij wordt reclasseringstoezicht geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportage en heeft deze ook ter zitting met de verdachte besproken. De verdachte heeft aangegeven dit als een laatste kans te zien en heeft toegezegd zich aan alle genoemde voorwaarden te zullen houden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het
opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft
de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Op grond daarvan komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest met daarbij een voorwaardelijke straf. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De verdachte heeft samen met de mededader op klaarlichte dag op straat het slachtoffer op gewelddadige wijze van zijn geld beroofd. Achteraf zijn zij, nadat zij waren gemaand te stoppen door de politie, op de vlucht geslagen. Tijdens de zitting heeft de verdachte nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Hij heeft daarmee laten zien dat hij onvoldoende inzicht heeft in de ernst van de gedragingen en de gevolgen voor het slachtoffer. Daarbij komt dat dit niet de eerste keer is dat de verdachte zich moet verantwoorden voor de rechtbank voor het plegen van een straafroof. De rechtbank houdt met dit alles in strafverzwarende zin rekening.
De rechtbank ziet – met de reclassering, de officier van justitie en de verdediging – wel het belang van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met oplegging van de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De volgende voorwerpen zijn op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
  • een geldbedrag van € 138,10 in totaal (goednummer [beslagnummer 1] );
  • een zwarte helm van het merk Vinz (goednummer [beslagnummer 2] );
  • een zwarte mobiele telefoon van het merk Apple (goednummer [beslagnummer 3] );
  • een grijze mobiele telefoon van het merk Apple (goednummer [beslagnummer 4] );
  • een bromfiets van het merk Piaggio C38 met het kenteken [kentekennummer] (goednummer [beslagnummer 5] ).
8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de in beslag genomen mobiele telefoons, de helm en het geldbedrag van € 138,10,- een last tot teruggave aan de verdachte dient te worden gegeven. Ten aanzien van de in beslag genomen bromfiets dient een last tot teruggave aan de rechthebbende te worden gegeven.
De verdediging heeft zich hierbij aangesloten.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen twee telefoons, de helm en het geldbedrag van
€ 138,10,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen bromfiets zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich, gedurende de proeftijd, zodra hij hiervoor wordt uitgenodigd, melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en zal zich (indien nodig) onder ambulante behandeling stellen van forensische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal meewerken aan de begeleiding bij E25 of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, voor het verkrijgen en behouden van werk en/of scholing. De veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een structurele huisvesting. Indien de reclassering een verblijf in een instantie die is ingericht voor begeleid wonen noodzakelijk acht, zal de veroordeelde hieraan meewerken;
5. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
  • een geldbedrag van € 138,10 in totaal (goednummer [beslagnummer 1] );
  • een zwarte helm van het merk Vinz (goednummer [beslagnummer 2] );
  • een zwarte mobiele telefoon van het merk Apple (goednummer [beslagnummer 3] );
  • een grijze mobiele telefoon van het merk Apple (goednummer [beslagnummer 4] );
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
 een bromfiets van het merk Piaggio C38 met het kenteken [kentekennummer] (goednummer [beslagnummer 5] );
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en M.I. Blagrove, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten en J. Loggen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffiers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij op 10 juli 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van (in totaal) 200 EUR, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meerdere malen op het hoofd en/of in het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen, en/of
- te trekken aan het tasje van die [slachtoffer] en (vervolgens) het geldbedrag uit het tasje weg te nemen;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 juli 2025 te Rotterdam. tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door meerdere malen op het hoofd en/of in het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen.