ECLI:NL:RBROT:2025:13152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
ROT 24/5327
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag WIA-uitkering met betrekking tot medische beperkingen en maatmaninkomen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) door het UWV. De rechtbank Rotterdam heeft op 13 november 2025 uitspraak gedaan. Eiseres, die sinds 19 mei 2021 arbeidsongeschikt is, heeft op 13 maart 2023 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft deze aanvraag op 4 juli 2023 afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft gemaakt. Het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het beroep van eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beperkingen van eiseres voldoende zijn meegewogen en dat de belastbaarheid correct is ingeschat. De geselecteerde functies zijn geschikt geacht voor eiseres, en het maatmanloon en de maatmanomvang zijn juist vastgesteld. Eiseres heeft aangevoerd dat haar beperkingen onvoldoende zijn meegenomen en dat de berekening van haar maatmaninkomen onjuist is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld en dat er geen reden is om te twijfelen aan de geschiktheid van de voorgehouden functies. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en eiseres krijgt geen griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5327

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres,

(gemachtigde: mr. E.R. Jonkman),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV.

(gemachtigde: [persoon B] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [werkgever] uit [plaats 2] , werkgever, (gemachtigde: [persoon A] ).

Samenvatting

Beroep tegen de afwijzing van de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank komt tot de conclusie dat de medische beperkingen voldoende zijn meegewogen en de belastbaarheid juist is ingeschat. De geselecteerde functies worden op de datum in geding voor eiseres geschikt geacht. Het maatmanloon en de maatmanomvang zijn juist vastgesteld.

Procesverloop

Met het besluit van 4 juli 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen.
Met het besluit van 19 april 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bij beslissing van 12 mei 2025 bepaald dat de gemachtigde van de werkgeefster, [persoon A] , geen inzage krijgt in de in deze procedure overgelegde medische stukken ten aanzien van eiseres.
Eiseres heeft op 20 augustus 2025 een aanvullend beroep ingediend, waarbij zij haar salarisstroken over de zogeheten referteperiode heeft overlegd.
De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar partner, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. De werkgever is met bericht van verhindering niet verschenen.

Totstandkoming van de besluiten

1. Eiseres heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de werkgever te brengen. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van de uitspraak voor zover nodig beperken om te voorkomen dat die gegevens langs deze weg alsnog in de openbaarheid worden gebracht.
2. Eiseres, laatstelijk werkzaam als [functie] , is op 19 mei 2021 uitgevallen voor haar werk. Op 13 maart 2023 heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd. In het kader van de beoordeling van deze aanvraag heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft eiseres op het spreekuur gezien en op 12 juni 2023 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, die geldig is vanaf 1 mei 2023. De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van
27 juni 2023, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres, geconcludeerd dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk, maar wel voor de geselecteerde functies in de SBC-codes en namen: 516080 schadecorrespondent, 267041 assemblagemedewerker elektrotechnische producten, 111180 productiemedewerker industrie (samenstellen van producten). Aanvullend wordt eiseres geschikt geacht voor de functies: 315132 archiefmedewerker en 532040 administratief medewerker notaris, advocaat, medewerker. Het loon dat met de middelste van de drie eerstgenoemde functies (de mediaanfunctie) verdiend kan worden, ligt 31,46% lager dan het loon dat eiseres met haar eigen werk zou kunnen verdienen (het maatmaninkomen). Vervolgens heeft het UWV het primaire besluit genomen.
3. In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 2 april 2024 geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van het oordeel van de primaire arts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in het rapport van 18 april 2024 eveneens geen aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van de primaire arbeidsdeskundige. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Standpunt eiseres

4. Eiseres voert in beroep aan dat haar beperkingen onvoldoende zijn meegenomen in de FML. Daarnaast dient een hogere urenbeperking te worden aangenomen. Eiseres kan vanwege haar medische situatie de functies niet verrichten. Zij kan geen deadlines of productiepieken, zoals omschreven in de functies, aan en om die reden zijn de geselecteerde functies niet geschikt. Daarnaast kan niet verwacht worden dat zij de gehele dag met een koptelefoon op haar hoofd moet zitten en is een noise cancelling hoofdtelefoon onvoldoende voor onderdrukking van auditieve prikkels. Zij beschikt ook niet over Excel-vaardigheden.
4.1.
Eiseres is het verder oneens met de berekening van haar maatmaninkomen, omdat het UWV bij de vaststelling van de omvang van de maatgevende arbeid ten onrechte de opgelegde consignatie-uren in de referteperiode heeft betrokken. Consignatie is volgens eiseres geen arbeidstijd en zou dus niet mogen worden meegenomen in de berekening. Zij verwijst hiervoor naar de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland. [1] Volgens eiseres heeft het UWV ten onrechte een maatmanomvang van 37,16 uur per week heeft gehanteerd voor de referteperiode van 1 mei 2020 tot 1 mei 2021, terwijl zij toen 32 uur per week werkte.

Wettelijk kader

5. Op grond van artikel 1a, eerste lid aanhef en onder a, van de Wet WIA wordt onder ‘arbeidsuur’ in deze wet verstaan: uur waarover een werknemer inkomen uit arbeid heeft ontvangen.
Op grond van artikel 4 is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
5.1.
Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit (Sb) wordt bij de vaststelling van het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 1 van de Wet WIA, de inkomsten uit arbeid bepaald door van de verzekerde in aanmerking te nemen het loon in de zin van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) voor de werknemer in de zin van die wet.
Op grond van artikel 7a, eerste lid, wordt het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 1 van de Wet WIA, vastgesteld door het loon, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder deel a, dat de verzekerde met de maatgevende arbeid in het refertejaar heeft verdiend te delen door het aantal uren van die maatgevende arbeid in het refertejaar, waarbij het loon geacht wordte zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan.
5.2.
Op grond van artikel 1, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (het Barp) wordt onder ‘consignatie’ verstaan: het zich in opdracht van het daartoe bevoegde gezag bereikbaar en beschikbaar houden teneinde bij oproep dienst te gaan verrichten.
Op grond van artikel 18, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie (het Bbp) wordt aan de ambtenaar aan wie consignatie wordt opgelegd een toelage toegekend. Op grond van het derde lid, zoals dat ten tijde hier van belang luidde, bedraagt de toelage voor consignatie € 2,21 voor elk uur dat de ambtenaar consignatie is opgelegd. Op grond van het zesde lid is, indien een ambtenaar aan wie consignatie is opgelegd binnen het tijdvak van consignatie werkzaamheden moet verrichten, voor de duur van die werkzaamheden sprake van het verrichten van arbeid.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank dient te beoordelen of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per datum in geding terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
De zorgvuldigheid
7. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, een anamnese, lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts, de hoorzitting van 27 februari 2024 met aansluitend aanvullend medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, hetgeen is gesteld in het bezwaarschrift en studie van de informatie van de behandelend sector. Het medisch onderzoek heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
De medische beoordeling
8. Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, geeft geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. In dit verband overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd op welke punten eiseres wel en niet beperkt moet worden geacht. Met de door eiseres in haar beroepschrift aangevoerde medische beperkingen is afdoende rekening gehouden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in bezwaar in zijn rapport van 2 april 2024 gemotiveerd toegelicht dat er onvoldoende aanleiding is om voor eiseres verdergaand beperkt te achten. Voor zover eiseres verwijst naar haar bezwaargronden, wordt daar niet op ingegaan. Het integraal herhalen en inlassen (of verzoeken het als zodanig te beschouwen) van wat er in bezwaar is aangevoerd, zonder er specifiek op te wijzen wat er onjuist is in en/of aan het bestreden besluit, levert onvoldoende op om van een gemotiveerde beroepsgrond te kunnen spreken. De rechtbank zal hier dan ook geen overwegingen aan wijden.
De arbeidskundige beoordeling
9. Uit het voorgaande volgt dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. De geselecteerde functies vallen binnen de vastgestelde belastbaarheid. Er is in de functies geen sprake van een kenmerkende belasting ten aanzien van deadlines en/of productiepieken en evenmin (voortdurende) intensieve klantcontacten. Wat betreft auditieve prikkels bij de kenmerkende belasting op ‘afleiding door anderen’ kunnen deze worden voorkomen door gebruik van een noise cancelling koptelefoon of thuiswerken. Hoewel een noise cancelling koptelefoon niet al het geluid zal weren, zoals eiseres in haar aanvullend beroepschrift en ter zitting heeft opgemerkt, volgt uit het CBBS-rapport dat met een koptelefoon (en het plaatsen van tussenschotten) de geluiden van telefonerende en pratende collega’s zo kan worden weggefilterd, omdat het werk met minimale mondelinge communicatie naar tevredenheid kan worden verricht en/of er een mogelijkheid is tot werken op een individuele stilteplek. Voor het werken met Excel geldt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat eiseres politieopleiding 4 heeft gevolgd en in haar aanvraag heeft aangegeven ‘goed’ computervaardig te zijn, waardoor het beheersen van Excel kan worden verondersteld. Daarbij is het beheersen van Excel een vereiste voor de functie archiefmedewerker (SBC-code 315132), welke extra geselecteerd is en welke niet aan de schatting ten grondslag ligt.
De consignatie-uren
10. De rechtbank stelt voorop dat het UWV voor de vaststelling van het maatmaninkomen in principe uit mag gaan van de gegevens van de polisadministratie van het UWV zoals die door de werkgever gevuld wordt. Dat impliceert niet dat het eiseres niet vrij zou staan die gegevens gemotiveerd te bestrijden. [2]
10.1.
Uit de overgelegde loongegevens over de referteperiode blijkt dat eiseres maandelijks een wisselend aantal consignatie-uren is opgelegd, voor welke uren haar op grond van artikel 18, derde, van het Bbp een toelage per uur is toegekend. Dit betreft loon in de zin van artikel 16, eerste lid, van de Wfsv en is op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van het Sb inkomen dat behoort tot het maatmaninkomen. Uit de vermelde definitie van ‘arbeidsuur’ in de Wet WIA volgt dan dat de consignatie-uren als verloonde arbeidsuren zijn aan te merken. Dit is ook in overeenstemming met het door CBS, UWV en Belastingdienst opgestelde memo “Verduidelijkingen verloonde uren” van 1 januari 2021. De rechtbank ziet in de toepasselijke regelgeving geen aanknopingspunt voor een ander oordeel. Dat artikel 18, zesde lid, van het Bbp alleen verrichte werkzaamheden binnen de opgelegde consignatie-uren als arbeidsuren aanmerkt, maakt dat niet anders, nu dat geen ministeriële regeling betreft waarbij op grond van artikel 1a, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA arbeidsuren als bedoeld in het eerste lid niet als arbeidsuren kunnen worden aangemerkt.
10.2.
De rechtbank onderschrijft dus het in het verweerschrift uitgewerkte standpunt van het UWV ten deze en volgt niet de lijn in de vermelde uitspraak van de rechtbank MiddenNederland, waarnaar eiseres heeft verwezen.

Conclusie en gevolgen

11. Uit het voorgaande volgt dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij met haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 31,46%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is door het UWV dus terecht bepaald op minder dan 35%.
12. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2025.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 17 juni 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2923.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 januari 2019, ECLI:NL:CRvB:2019:462.