ECLI:NL:RBROT:2025:13269

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 4298
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing bijzondere bijstand voor huurkosten tijdens detentie

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2025, wordt de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand voor huurkosten tijdens detentie beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de vorm van een lening, die door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was toegewezen. Eiser was het niet eens met de duur van de toekenning, die tot en met 30 juni 2025 was vastgesteld, en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank oordeelde dat het college terecht bijzondere bijstand had verleend in de vorm van een lening en dat het beroep van eiser ongegrond was. De rechtbank legt uit dat de wetgever het recht op bijstand in geval van detentie heeft uitgesloten, maar dat het college onder bepaalde voorwaarden bijzondere bijstand kan verlenen. Eiser had geen argumenten aangedragen die erop wezen dat het college het beleid niet consistent had toegepast. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden van eiser niet uitzonderlijk genoeg zijn om af te wijken van het beleid. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/4298

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. O.C. Bozbiyik),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. D.J.J. Straver).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de toewijzing van de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van huur tijdens detentie in de vorm van een lening tot en met
30 juni 2025. Eiser is het hiermee niet eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college eiser terecht bijzondere bijstand heeft verleend in de vorm van een lening tot en met 30 juni 2025. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor doorbetaling huur tijdens detentie. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 21 februari 2025 toegewezen. Met het bestreden besluit van 13 mei 2025 op het bezwaar van eiser is het college bij de toewijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser heeft een uitkering ontvangen over de periode 28 juni 2019 tot en met
4 januari 2025. Op 10 februari 2025 is de uitkering van eiser ingetrokken per 5 januari 2025 in verband met detentie vanaf 4 januari 2025 voor een periode van meer dan 30 dagen. Vervolgens heeft eiser een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor doorbetaling huur tijdens detentie. Met het besluit van 21 februari 2025 is aan eiser bijzondere bijstand voor doorbetaling huur tijdens detentie toegekend in de vorm van een lening voor een periode van zes maanden.
3.1.
Aan het bestreden besluit heeft het college artikel 4.13, van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2024 (de Beleidsregels) ten grondslag gelegd, waarin is bepaald dat onder voorwaarden bijzondere bijstand in de vorm van een lening kan worden verleend voor de doorbetaling van huur tijdens detentie. De bijzondere bijstand wordt verstrekt gedurende ten hoogste zes maanden en kan eenmaal worden verlengd met ten hoogste zes maanden.
Toetsingskader
4. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Het standpunt van eiser
5. Eiser is het er niet mee eens de duur van de toekenning van de bijzondere bijstand, omdat hij ook na 30 juni 2025 nog in detentie zal verblijven. Ter zitting heeft eiser de beroepsgrond over de duur van de toegekende bijzonder bijstand ingetrokken, omdat het college de bijzondere bijstand bij besluit van 8 juli 2025 heeft verlengd voor een periode van 6 maanden. Daarnaast betoogt eiser dat het college de bijzondere bijstand gelet op zijn omstandigheden, middelen en mogelijkheden in het kader van een belangenafweging in de vorm van een gift had moeten verstrekken. Het is onredelijk dat het college zich op het standpunt stelt dat eiser de detentie aan zichzelf te wijten heeft.
Het oordeel van de rechtbank
6. De wetgever heeft het recht op algemene en bijzondere bijstand in geval van detentie uitgesloten. [1] Het college voert het beleid dat, in afwijking van artikel 13, eerste lid,
aanhef en onder a, van de Pw, onder bepaalde voorwaarden bijzondere bijstand wordt verleend voor de doorbetaling van huur tijdens detentie, zonder dat voor bijstandverlening zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw aanwezig zijn. Dit dient te worden aangemerkt als tegenwettelijk begunstigend beleid. [2] De rechtbank moet het bestaan en de inhoud van dergelijk beleid als een gegeven aanvaarden. De rechtbank zal daarom alleen toetsen of het college het beleid consistent heeft toegepast. Er kan dus niet worden getoetst of het beleid redelijk is dan wel of sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van het beleid rechtvaardigen. Dit is vaste rechtspraak. [3]
6.1.
Het college heeft de bijzondere bijstand overeenkomstig het beleid (in eerste instantie) toegekend voor een periode van zes maanden in de vorm van een lening. Op grond van het beleid kan dit worden verlengd met ten hoogste zes maanden. In de toelichting op dit beleid staat dat huurkosten algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan zijn die in beginsel bestreden moeten worden uit het eigen inkomen. Aangezien detentie het gevolg is van verwijtbaar gedrag, acht het college het onwenselijk de bijzondere bijstand ‘om niet’ te verstrekken. Het college heeft in het bestreden besluit een belangenafweging gemaakt. Daarbij stelt het college voorop dat uit de toelichting bij het beleid volgt dat deze belangenafweging slechts in zeer uitzonderlijke gevallen in het voordeel van belanghebbende kan uitvallen. Het college vindt dat eiser een verwijt valt te maken ten aanzien van de detentie, omdat deze niet zonder titel plaatsvindt. Dat eiser door de verstrekking van de bijzondere bijstand in de vorm van een lening na afloop van de detentie geconfronteerd wordt met een hoge schuld, acht het college onvoldoende om tot een belangenafweging in het voordeel van eiser te komen. Eiser beschikt als gevolg van het tegenwettelijk begunstigend beleid ook na detentie nog over zijn woning en hij wordt bij het aflossen van de schuld beschermd door de beslagvrije voet. Na een periode (5 jaar) naar draagkracht aflossen, kan bovendien worden besloten tot kwijtschelding van de (restant)vordering. Het college ziet daarom geen aanleiding om een voor eiser nóg gunstiger uitzondering te maken op dit toch al begunstigende en tegenwettelijk beleid.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank gelden de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd gelijkelijk voor ieder ander die in detentie is geraakt. Eiser heeft ook geen argumenten aangevoerd waaruit blijkt dat het college het tegenwettelijk begunstigend beleid niet consistent toepast of in zijn geval niet consistent heeft toegepast. Voor een verdere belangenafweging bestaat gelet op voormeld toetsingskader geen ruimte.
7. Aan een persoon die geen recht heeft op (bijzondere) bijstand kan het college toch (bijzondere) bijstand verlenen als ‘zeer dringende redenen’ daartoe noodzaken. [4] Voor zover eiser meent dat het college hem op grond van dergelijke zeer dringende redenen bijzondere bijstand in de vorm van een gift zou moeten toekennen, kan dit niet leiden tot een ander oordeel nu geen sprake is van dergelijke zeer dringende redenen omdat gesteld noch gebleken is dat sprake is van een schrijnende, extreme situatie.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 13
1. Geen recht op bijstand heeft degene:
a. aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
[…]
Artikel 16
1. Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
[…]
Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2024
Artikel 4.13 Doorbetaling huur verblijf in detentie
1. Het college kan aan een belanghebbende die als alleenstaande wordt aangemerkt en huurder is van een woning of een kamer bijzondere bijstand verlenen voor de doorbetaling van de huur indien:
a. belanghebbende in Nederland in detentie verblijft;
b. de periode van detentie ten minste 1 en ten hoogste 12 maanden bedraagt;
c. in de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag niet eerder bijzondere bijstand in verband met de doorbetaling van de huur bij verblijf in detentie is verstrekt;
d. voor de doorbetaling van de huur een positief advies is uitgebracht over het aanhouden van de woning door het team Detentie en Re-integratie; en
e. de huur niet boven de van toepassing zijnde huurtoeslaggrens uitkomt.
2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt gedurende ten hoogste 6 maanden en kan eenmaal worden verlengd met ten hoogste 6 maanden.
3. Indien na de datum van het besluit tot verlening van bijzondere bijstand op grond van dit artikel bekend wordt dat de totale periode van detentie meer dan 12 maanden bedraagt, beëindigt het college de bijzondere bijstand met ingang van de eerste dag van de volgende maand na het bekend worden van de detentieduur.
4. In afwijking van artikel 3.1, tweede lid, geldt voor de aanvraag om bijzondere bijstand op grond van dit artikel dat deze niet eerder wordt ingediend dan de datum waarop belanghebbende daadwerkelijk in detentie verblijft en niet later dan 2 maanden na de datum waarop het verblijf in detentie is aangevangen.
5. De bijzondere bijstand wordt in beginsel in de vorm van een lening verstrekt.
6. Indien de doorbetaling huur enkel kan geschieden via een bewindvoerder, dan kan het college ten behoeve van de doorbetaling van de huur bijzondere bijstand verstrekken voor de bewindvoerderskosten, bedoeld in artikel 8.5.
Toelichting bij het artikel:
Artikel 4.13 Doorbetaling huur verblijf in detentie
Eerste lid
In afwijking van artikel 13, eerste lid onder a, van de wet kan het college bijzondere bijstand verlenen aan een alleenstaande voor de doorbetaling van de huur van een woning of een kamer. De eigen woningbezitter is uitgesloten van bijstandsverlening. Verder geldt de voorwaarde dat de detentie in Nederland wordt uitgezeten gelet op het territorialiteitsbeginsel. Daarnaast geldt dat de detentieperiode meer dan 1 maand moet bedragen. Het college beoordeelt of er bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot bijstandsverlening.
Voorts is bepaald dat slechts eens per 5 jaar bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Onderdeel d schrijft voor dat er een positief advies moet zijn voor het aanhouden van de woning. Het advies van Team Detentie en Re-integratie is daarbij leidend. Daarvan kan het college slechts met redenen omkleed afwijken. In dat geval wordt daarvan een terugkoppeling gegeven.
Tweede lid
De periode waarin het college bijzondere bijstand kan verlenen is begrensd. Op voorhand staat echter niet altijd vast hoe lang de detentieperiode zal zijn. Ook kan het voorkomen dat er meerdere vonnissen worden uitgesproken. Verder is het zo dat bij de vaststelling van de periode rekening moet worden gehouden met de voorwaardelijke invrijheidstelling. De periode van het voorarrest wordt ook meegeteld bij de vaststelling van de detentieperiode.
Vierde lid
In afwijking van artikel 3.1, tweede lid, van de beleidsregels bepaalt dit lid wanneer de aanvraag om bijzondere bijstand voor de doorbetaling van de huur bij verblijf in detentie wordt ingediend. De belanghebbende zal de aanvraag dus na aanvang van de detentieperiode moeten indienen echter wel binnen een periode van 2 maanden na de ingangsdatum van detentie. De ratio hiervan is dat na 2 maanden sprake zal zijn van een betalingsachterstand die als schuld wordt aangemerkt. En voor schulden mag op grond van artikel 13, eerste lid, onderdeel g, van de wet geen bijstand worden verstrekt.
Vijfde lid
De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een lening verstrekt. Huurkosten zijn algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan die in beginsel bestreden moeten worden uit het eigen inkomen. Aangezien detentie het gevolg is van verwijtbaar gedrag, acht het college het onwenselijk de bijzondere bijstand om niet te verstrekken.
Zesde lid
Het kan voorkomen dat een gedetineerde die in aanmerking komt voor bijzondere bijstand in de zin van artikel 4.13, eerste lid, onder bewind staat. In dat geval is het alleen via de bewindvoerder mogelijk de doorbetaling van huur te laten geschieden tijdens detentie. Voor deze bewindvoerderskosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt als bedoeld in artikel 8.5.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 mei 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:700.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1047.
4.Dit staat in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet.