ECLI:NL:RBROT:2025:13274

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 1510
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van te veel ontvangen bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres. Eiseres ontving een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, maar heeft in de periode van 11 maart 2024 tot en met 30 april 2024 niet gemeld dat zij werkzaamheden had verricht waarvoor zij inkomen ontving. Avres heeft daarop de te veel ontvangen bijstand teruggevorderd, wat eiseres betwistte. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden door deze inkomsten niet tijdig door te geven. Eiseres had een beroep gedaan op onjuiste informatie van Avres en de hoogte van de terugvordering, maar de rechtbank oordeelde dat Avres voldoende informatie had verstrekt over de inlichtingenplicht. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat de terugvordering terecht was gedaan. Eiseres kreeg geen gelijk en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/1510

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.B. Ullah),
en

het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres, Avres

(gemachtigde: mr. S. de Groot).

Samenvatting

1. Avres heeft de door eiseres te veel ontvangen bijstand over de periode van 11 maart 2024 tot en met 30 april 2024 van haar teruggevorderd, omdat zij niet bij Avres heeft gemeld dat zij in die periode werkzaamheden heeft verricht waarvoor zij inkomen heeft ontvangen. De rechtbank komt tot de conclusie dat wat eiseres hier tegen heeft aangevoerd, niet slaagt. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 22 juli 2204 heeft Avres de door eiseres te veel ontvangen bijstand ter hoogte van € 2.045,85 netto over de periode 11 maart 2024 tot en met 30 april 2024 van haar teruggevorderd. Over de periode van 1 juni 2023 tot en met 10 maart 2024 heeft eiseres nog een vakantiegeld tegoed van € 585,86. Dit wordt met de ontstane terugvordering verrekend. De terugvordering bedraagt € 1.460,17.
2.1.
Met het bestreden besluit van 23 december 2024 heeft Avres het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Avres heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van Avres.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid
3. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het beroep ontvankelijk is en overweegt daartoe als volgt. Het bestreden besluit is gedateerd 23 december 2024. Op grond van de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht eindigde de beroepstermijn op 3 februari 2025. De rechtbank heeft het beroepschrift op 7 februari 2025 ontvangen.
3.1.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op tijd ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de beroepstermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het beroepschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan.
3.2.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
3.3.
Vasstaat dat de beroepstermijn op 3 februari 2025 eindigde en het beroepschrift op 7 februari 2025 bij de rechtbank is ingekomen.
3.4.
Eiseres heeft op 1 februari 2025 gedateerde beroepschrift op de post gedaan. Dit is binnen de beroepstermijn die eindigde op 3 februari 2025. Het beroepschrift is niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank ontvangen, te weten 7 februari 2025. De rechtbank gaat er onder die omstandigheden vanuit dat het poststuk geacht moet worden tijdig ter post te zijn bezorgd. Het beroep is dan ook ontvankelijk.
Inhoudelijk
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiseres ontving met ingang van 27 april 2023 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Op 29 april 2024 heeft eiseres doorgegeven dat zij met ingang van 11 maart 2024 in dienst is getreden bij Van Kekem Fruit B.V. Eiseres is aangenomen voor de duur van zeven maanden, waarbij de eerste maand als proeftijd geldt. Zij heeft het arbeidscontract op 8 maart 2024 ondertekend.
Met het besluit van 4 juni 2024 heeft Avres het recht op bijstand van eiseres met ingang van 11 maart 2024 ingetrokken, omdat haar inkomen hoger is dan de voor haar geldende bijstandsnorm. Eiseres heeft de inlichtingenplicht geschonden, omdat zij haar werkaanvaarding niet tijdig aan Avres heeft doorgegeven. Over de periode van 11 maart 2024 tot en met 30 april 2024 heeft eiseres ten onrechte uitkering ontvangen. Met het besluit van 22 juli 2024 heeft Avres de teveel ontvangen bijstand van eiseres teruggevorderd.
4.1.
Avres heeft aan het bestreden besluit het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres heeft in de periode van 11 maart 2024 tot en met 30 april 2024 werkzaamheden verricht waarvoor zij inkomen heeft ontvangen. Eiseres heeft deze inkomsten niet aan Avres doorgegeven. Eiseres heeft hiermee haar inlichtingenplicht geschonden. Over de betreffende periode heeft eiseres teveel uitkering ontvangen. Eiseres wist, dan wel had kunnen weten, dat deze inkomsten van invloed zijn op het recht op bijstand. Avres was daarom verplicht de bijstandsuitkering over de te beoordelen periode in te trekken en de teveel betaalde bijstand van eiseres terug te vorderen. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die voor Avres aanleiding zijn om van terugvordering af te zien.
Het standpunt van eiseres
5. Eiseres betoogt dat zij onjuist of niet is geïnformeerd over de inlichtingenplicht en de mogelijke consequenties van het niet tijdig informeren. Verder betoogt eiseres dat door een medewerker van Avres is toegezegd dat zij er alles aan zal doen om te zorgen dat het openstaande bedrag zal worden kwijtgescholden. Eiseres betoogt dat zij onjuist is geïnformeerd door medewerkers van Avres. Zij zouden haar hebben geadviseerd om eerst de proeftijd af te wachten alvorens te informeren dat eiseres werk heeft gevonden. Eiseres betoogt subsidiair dat de hoogte van het terug te vorderen bedrag niet correct is vastgesteld. Ook dient volgens eiseres van een volledige terugvordering te worden afgezien, omdat Avres fouten heeft gemaakt.
Juridisch kader
6. Het voor deze zaak relevante juridisch kader is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank beoordeelt of Avres terecht de door eiseres ontvangen bijstandsuitkering over de periode van 11 maart 2024 tot en met 30 april 2024 heeft teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Daarbij stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat eiseres over de betreffende periode zowel inkomen uit arbeid als bijstandsuitkering heeft ontvangen. De rechtbank begrijpt het beroep zo dat eiseres zich op het standpunt stelt dat Avres gezien de specifieke omstandigheden van eiseres niet tot terugvordering van het teveel ontvangen bedrag had mogen overgaan.
8. Niet in geschil is dat eiseres in de periode van 11 maart 2024 tot en met 30 april 2024 werkzaamheden heeft verricht die voor het recht op bijstand van belang waren. Dit betekent dat eiseres daarvan naar het oordeel van de rechtbank melding had moeten maken bij Avres. Door dit niet te doen heeft zij haar aan de bijstandsuitkering verbonden inlichtingenplicht geschonden. Het betoog van eiseres dat zij onjuist of niet is geïnformeerd over de inlichtingenplicht en de mogelijke consequenties van het niet tijdig informeren, slaagt niet. Avres heeft eiseres voldoende geïnformeerd over de verplichting om wijzigingen door te geven. Bij de aanvraag van de bijstandsuitkering is aan eiseres het formulier 'Inlichtingenplicht bij een uitkering’ gestuurd. Hierop staat het vinden van of stoppen met (vrijwilligers)werk als voorbeeld genoemd van een wijziging die aan Avres doorgegeven moet worden. Daarbij wordt aangegeven dat, als een wijziging niet (op tijd) wordt doorgegeven, men mogelijk minder uitkering krijgt en/of een boete opgelegd krijgt. Vervolgens is eiseres in de toekenningsbeschikking van 14 juli 2023 opnieuw over de inlichtingenplicht geïnformeerd. Met eiseres hebben meerdere gesprekken over participatie plaatsgevonden. In het Plan van Aanpak van 25 oktober 2024 is onder ‘Algemene afspraken’ opnieuw aangegeven dat wijzigingen in de persoonlijke situatie tijdig aan de participatieconsulent doorgegeven dienen te worden. Daarnaast wordt aangegeven dat indien iemand een arbeidscontract of inkomen heeft, het contract en/of de loonstroken naar info@avres.nl gestuurd dienen te worden. Avres heeft eiseres meermaals geïnformeerd over de inlichtingenplicht en dat zij wijzigingen direct dient door te geven aan Avres. Ook de gevolgen van het niet of te laat doorgeven zijn meermaals benoemd. De website van Avres bevat daarnaast ook voldoende informatie hierover en als zaken voor eiseres onduidelijk waren, had eiseres hierover contact met Avres kunnen opnemen. Niet is gebleken dat eiseres hiertoe niet in staat is geweest.
9. Het betoog van eiseres dat door een medewerker van Avres is toegezegd dat zij er alles aan zal doen dat het openstaande bedrag zal worden kwijtgescholden, slaagt niet. Eiseres had een klacht lopen die door de betreffende medewerker werd behandeld en die betrekking had op de behandeling van eiseres door Avres, onder meer in het kader van de afhandeling van haar aanvraag, een tussentijdse stopzetting en een afwijzing van energietoeslag. Aan eiseres is meermaals aangegeven dat deze klachtprocedure los staat van de bezwaarprocedure over de terugvordering. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet heeft onderbouwd dat sprake is van een toezegging die betrekking heeft op de onderhavige terugvordering en waaraan eiseres het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat van terugvordering zou worden afgezien.
10. Het betoog dat eiseres onjuist is geïnformeerd door medewerkers van Avres, slaagt niet. Eiseres heeft dit niet nader onderbouwd en zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen onder 8. is zij voldoende geïnformeerd over haar inlichtingenplicht. Eiseres heeft over de periode van 11 maart 2024 tot en met 30 maart 2024 over een dubbel inkomen kunnen beschikken, te weten inkomsten uit arbeid en een bijstandsuitkering. Aangezien eiseres zelf te laat melding heeft gemaakt van het feit dat zij aan het werk is gegaan, kon de uitkering niet eerder geblokkeerd worden, waardoor deze onterecht aan haar is uitbetaald.
11. Het betoog dat de hoogte van het terug te vorderen bedrag niet correct is vastgesteld, slaagt niet. Eiseres heeft deze stelling niet nader onderbouwd en het is de rechtbank ook overigens niet gebleken dat het bedrag niet correct is vastgesteld.
12. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen dringende redenen om van terugvordering af te zien. Aan het begrip dringende redenen is recentelijk door de Centrale Raad van Beroep (de Raad) een ruimere invulling gegeven. [7] Het gaat niet langer alleen om onaanvaardbare sociale en financiële gevolgen van de terugvordering, maar het bestuursorgaan moet volgens de Raad tegenover het uitgangspunt dat wat ten onrechte is ontvangen in beginsel moet worden terugbetaald, de relevante feiten en omstandigheden zodanig afwegen dat die afweging een toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zal kunnen doorstaan. Als een afbetalingsregeling getroffen wordt die recht doet aan de financiële omstandigheden en aflossingscapaciteit van de betrokkene op dat moment, zal over het algemeen voldoende het recht op bestaanszekerheid zijn gewaarborgd. Dit is alleen anders onder bijzondere omstandigheden, waaraan een groter gewicht toekomt naarmate het aandeel van de betrokkene in het ontstaan van (de omvang van) terugvordering kleiner is.
13. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die voor Avres aanleiding hadden moeten zijn om van terugvordering af te zien. De rechtbank merkt op dat de financiële gevolgen van een besluit tot terugvordering zich in het algemeen pas voordoen indien daadwerkelijk tot invordering wordt overgegaan. In dat kader wordt eiseres beschermd door de beslagvrije voet. In dit geval ziet de rechtbank geen aandeel van Avres in het ontstaan van de vordering.
14. Uit het voorgaande volgt dat eiseres verwijtbaar haar inlichtingenplicht schond en dat daardoor te veel bijstand aan eiseres is betaald tot het door verweerder berekende bedrag. Uit artikel 54, derde lid, van de Pw en artikel 58, eerste lid, van de Pw volgt dat verweerder onder deze omstandigheden gehouden was de bijstandsuitkering van eiseres te herzien en de te veel betaalde bijstand van haar terug te vorderen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 17, eerste lid:
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Artikel 31
1. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande (…) beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. (…)
Artikel 32
1. Onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voor zover deze: a. betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, (…), dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en b. betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
Artikel 54
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand (…) indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Pw heeft geleid tot (…) een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Artikel 58, eerste lid:
Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend, vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand (…) tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid (…).
Artikel 58, achtste lid:
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
7.Zie de uitspraak van de Raad van 10 december 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2192.