2.3.1.Bewezenverklaring en bewijsmiddelen
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte:
1.
in de periode van 11 april 2025 tot en met 19 april 2025 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam en Maasbree, gemeente Peel en Maas
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 5888 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II,
terwijl dit feit betrekking had op een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11,
vijfde lid, van die wet.
2.
in de periode van 11 april 2025 tot en met 19 april 2025 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam en Maasbree, gemeente Peel en Maas
vervoermiddelen en ruimten voorhanden heeft gehad, te weten
- een bedrijfspand (voor het opslaan van de hennep) en
- een vervoermiddel (voor het vervoeren van de hennep),
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden
dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de
Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
De bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 is gebaseerd op de hieronder opgenomen inhoud van de bewijsmiddelenen de onderstaande bewijsmotivering.
1. Proces-verbaal politie
Op zaterdag 19 april 2025 deed ik onderzoek naar de herkomst en routing van de container
[containernummer]. De container was op 18 maart 2025 in de haven van Montreal Canada op het motorschip [naam vaartuig] geladen, welke op 19 maart 2025 vertrok. In het manifest zag ik dat de eindbestemming [bedrijf X] , [vestigingsadres] , [postcode 2] te [vestigingsplaats] was. Ook zag ik dat de container bestemd was voor het bedrijf [bedrijf X] in [vestigingsplaats] . Nadat het motorschip [naam vaartuig] op 11 april 2025 aangekomen was in Rotterdam, werd de container [containernummer] op 12 april 2025 gelost in Rotterdam.
2
. Proces-verbaal politie
Ik, verbalisant, raadpleegde het uittreksel van de Kamer van Koophandel inzake [bedrijf X] . Ik zag dat de activiteiten van [bedrijf X] onder meer behelsden: Groothandel in groenten en fruit, gespecialiseerde groothandel in overige voedings- en genotmiddelen, het importeren, exporteren, verhandelen van voedselwaren (fruit, groenten, vlees, etcetera).
Als enig aandeelhouder was [naam verdachte] , geboren [geboortedatum] 1987 opgevoerd, met als titel: Algemeen directeur.
Opmerkelijk was dat in de loods, gelegen aan de [vestigingsadres] in [vestigingsplaats] , alwaar [bedrijf X] gevestigd was, behoudens balen turf, geen voedingsmiddelen dan wel groenten en/of fruit-vlees werden aangetroffen en dat ook geen voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een koelcel, aanwezig waren.
3. Proces-verbaal politie
Op zaterdag 12 April 2025 onderzocht ik de container welke was voorzien van uniek containernummer
[containernummer]. Bij het openen van de container zagen wij dat de container deels beladen was met dozen. Wij telden in totaal 306 dozen met daarin vermoedelijk verdovende middelen. Wij verwijderden alle pakketten uit de dozen. In totaal telden wij 11472 pakketten. Vervolgens heb ik de 11472 pakketten in beslag genomen op grond van de Opiumwet.
Door mij verbalisant werden er voor monstername door het laboratorium 30 willekeurige pakketten uit de 11472 pakketten geselecteerd. Ik heb de pakketten elk een nummer gegeven, te weten 1 t/m 30.
Het gemiddeld bruto gewicht van 1 pakket = 577,26 gram
Het gemiddeld gewicht van de verpakkingslagen van 1 pakket = 64 gram.
Gemiddeld bruto gewicht pakketten = 577,26 gram x 11472 = 6.622 kg
Verpakkingslagen gewicht totaal = 64 gram x 11472 = 734 kg
Netto gewicht = 6.622 kg - 734 kg=
5.888 kg
Ik verbalisant maakte een formulier op ter begeleiding van de 30 gripzakjes voorzien van unieke SIN-stickers, inhoudende circa 3 gram ten behoeve van de analyse door het Douanelaboratorium. Hierna werden de 30 zakjes aangeboden bij het Douanelaboratorium, waarvan een kopie als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd (
[nummer proces-verbaal 1]).
Bijlage [nummer proces-verbaal 1] Aanvraagformulier monsteronderzoek belastingdienst/douane laboratorium: