ECLI:NL:RBROT:2025:13463

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
11865947
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ziektekostenverzekering en premiebetaling met terugwerkende kracht

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen FBTO Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, FBTO Zorgverzekeringen N.V., heeft de gedaagde met terugwerkende kracht ingeschreven voor een ziektekostenverzekering per 27 januari 2025, maar stelt dat de gedaagde de premie van € 350,62 voor de eerste maanden niet heeft betaald. De gedaagde erkent inmiddels dat zij deze premie verschuldigd is en wordt veroordeeld om dit bedrag te betalen, met rente vanaf de uitspraakdatum.

De kantonrechter oordeelt echter dat de bijkomende kosten, zoals incassokosten en proceskosten, voor rekening van de eiseres blijven. Dit is gebaseerd op de onduidelijke communicatie van de eiseres over de terugwerkende kracht van de premiebetaling. De kantonrechter stelt vast dat de eiseres gedaagde niet adequaat heeft geïnformeerd over haar betalingsverplichtingen, wat heeft geleid tot verwarring en onnodige kosten. De eiseres had in deze bijzondere situatie meer duidelijkheid moeten verschaffen aan de gedaagde, die aanvankelijk niet als verzekerde werd geaccepteerd.

Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde het verschuldigde bedrag onmiddellijk moet betalen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kantonrechter wijst verder alle andere vorderingen af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11865947 CV EXPL 25-18996
datum uitspraak: 28 november 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
FBTO Zorgverzekeringen N.V.,
vestigingsplaats: Leeuwarden,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘eiseres’ en ‘gedaagde’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 augustus 2025, met bijlagen;
  • het antwoord van 18 september 2025, met bijlagen;
  • de akte van FBTO van 18 november 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 18 november 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken.

2.De beoordeling

premieachterstand, rente
2.1.
Gedaagde is sinds 27 januari 2025 voor ziektekosten verzekerd bij eiseres. Eiseres stelt dat gedaagde de eerste maanden van de verzekering € 350,62 aan premie niet betaald heeft en vordert gedaagde ertoe te veroordelen dit bedrag alsnog aan haar te betalen.
2.2.
Gedaagde erkent (inmiddels) dat zij de genoemde € 350,62 nog aan eiseres moet betalen. Gedaagde wordt ertoe veroordeeld dit te doen, met rente vanaf vandaag.
bijkomende kosten
2.3.
Gedaagde moet dus nog een bedrag een premie betalen en is welbeschouwd dus de partij die ongelijk krijgt in deze zaak. Het uitgangspunt is dat de partij die ongelijk krijgt, de kosten moet betalen. De kantonrechter ziet in deze zaak echter aanleiding te bepalen dat de kosten die eiseres heeft gemaakt (rente tot vandaag, incassokosten en proceskosten) voor rekening van eiseres blijven. De redenen hiervoor zijn als volgt.
2.4.
Eiseres heeft gedaagde, na haar eerst op 27 januari 2025 als verzekerde geweigerd te hebben, alsnog op 26 februari 2025 als verzekerde geaccepteerd. Dit is met terugwerkende kracht gebeurd, per 27 januari 2025, omdat gedaagde toen haar verblijfsvergunning kreeg en omdat zij vanaf dat moment verzekeringsplichtig is. De premie is met terugwerkende kracht op 11 maart 2025, vanaf 27 januari 2025 in rekening gebracht. De algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de verzekeringsovereenkomst geven eiseres in artikel 12.3. de bevoegdheid om dit te doen. Dit artikel is voor juristen duidelijk, maar de kantonrechter kan zich voorstellen dat een leek, zoals gedaagde en haar partner, die het woord namens haar voert, uit dit artikel niet begrijpt dat ook vóór 26 februari 2025 (de datum waarop gedaagde feitelijk als verzekerde is geaccepteerd) al premie verschuldigd was. Over het in rekening brengen van de premie met terugwerkende kracht vanaf 27 januari 2025 is gedaagde niet door eiseres geïnformeerd.
2.5.
Het had op de weg gelegen van eiseres om in deze bijzondere situatie gedaagde te informeren over waarom zij vanaf 27 januari 2025 premie moest gaan betalen. Immers, zij was eerder door eiseres geweigerd als verzekerde per diezelfde datum. Eén maatwerkbrief met een korte uitleg daarover had volstaan. Een dergelijke brief is echter nooit verstuurd. Op 11 maart 2025 heeft eiseres geprobeerd de openstaande premie (tot en met de maand maart 2025) automatisch te incasseren. Toen dit niet lukte is dat twee dagen later nog een keer geprobeerd. De automatische incasso is die tweede keer voor een klein deel gelukt, maar voor het grootste deel niet. Gedaagde verkeerde door die incasso in de veronderstelling dat zij aan haar betalingsverplichting had voldaan en in de maanden daarna is ook steeds de premie via automatische incasso van de bankrekening van gedaagde afgeschreven.
2.6.
Eiseres, dan wel haar gemachtigde, zijn vanaf enig moment aanmaningen gaan sturen, maar ook in die aanmaningen ontbreekt iedere uitleg. Gedaagde dacht dat sprake was van spam, omdat zij meende dat zij steeds maandelijks aan haar betalingsverplichting had voldaan. Toen de dagvaarding eenmaal was uitgebracht, heeft de partner van gedaagde direct contact opgenomen met eiseres en met de gemachtigde van eiseres. Gedaagde betwist de 14-dagen brief te hebben ontvangen. Gedaagde heeft geluidsfragmenten van drie telefoongesprekken met de gemachtigde in het geding gebracht. De gemachtigde van eiseres staat de partner van gedaagde steeds vriendelijk te woord, maar duidelijkheid over ‘Wij hebben een rechtszaak aangespannen op verzoek van eiseres omdat verzekeringspremie betaald moet worden vanaf 27 januari 2025 en dit moet u doen om te voorkomen dat de rechtszaak wordt doorgezet’ wordt niet gegeven. Kortom, als eiseres en haar gemachtigde, zoals van hen in deze bijzondere situatie verwacht mag worden, van meet af aan duidelijk hadden gecommuniceerd over de (grondslag van de) vordering, dan was het naar de overtuiging van de kantonrechter in de gegeven situatie niet nodig geweest om bijkomende kosten te maken. Daarom moet eiseres haar eigen kosten dragen.
uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat als deze zaak aan een hogere rechter wordt voorgelegd, als dit mogelijk is, in afwachting van de uitspraak van die hogere rechter afgedwongen kan worden dat aan de veroordeling in dit vonnis wordt voldaan.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde om € 350,62 aan eiseres te betalen, met rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek, vanaf vandaag, tot de dag waarop dit bedrag volledig is betaald;
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst wat meer of anders gevorderd is af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
686