Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het vonnis van de kantonrechter van 11 april 2025 – waarin de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard en de zaak heeft verwezen naar team handel en haven van deze rechtbank – en de daarin genoemde processtukken;
- de aanvullende producties 20 tot en met 25 van de vrouw;
- de aanvullende producties 3 tot en met 5 van de man en de gecorrigeerde productie 3;
- de aanvullende productie 26 van de vrouw;
- de mondelinge behandeling van 15 september 2025 en de daar door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen.
3.De feiten
- de gemeenschappelijke bankrekening: dat partijen naar evenredigheid van hun netto-inkomsten storten op de gemeenschappelijke rekening en dat ieder voor de helft gerechtigd is tot het saldo (artikel 3);
- de inboedel: dat de inboedel gemeenschappelijk is, ieder voor de helft toebehoort en dat daartoe ook de auto behoort (artikel 5);
- de woning: degene die bij het eindigen van de samenlevingsovereenkomst in de gemeenschappelijke woning blijft wonen, moet aan de ander een billijke vergoeding betalen (artikel 11);
- aanbrengsten van inboedel: dat partijen aan elkaar hebben overgedragen de onverdeelde helft in ieders zaken tot de inboedel behorende, als bedoeld in artikel 5, zodat deze alle aan hen gemeenschappelijk in eigendom toebehoren.
4.Het geschil
5.De beoordeling
een deel van de vorderingen die de vrouw vordert, [is] verjaard, nu een deel hiervan is gebaseerd op betalingen die langer dan vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden.” Dat is onvoldoende.
- bankspaarrekening: € 9.954,21
- auto: € 1.880,21
- gebruiksvergoeding: € 2.102,77