ECLI:NL:RBROT:2025:13651

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
83/236755-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rol van de rechter-commissaris bij de filtering van OVC-materiaal in verband met het verschoningsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2025 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van klager, die als verdachte is aangemerkt in een strafzaak met betrekking tot vermeende overtredingen van sancties tegen Rusland. Klager verzocht de rechter-commissaris om het opnamemateriaal van vertrouwelijke communicatie, dat in zijn bedrijfspand was opgenomen, te beoordelen op de aanwezigheid van verschoningsgerechtigde informatie. De rechter-commissaris had eerder het verzoek afgewezen, met de redenering dat hij geen rol had bij de beoordeling van de OVC-opnames, omdat deze niet afkomstig waren van een communicatiedienst maar met een technisch hulpmiddel waren opgenomen. Klager ging tegen deze beslissing in beroep.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de tussenkomst van de rechter-commissaris wel degelijk vereist is bij de beoordeling van de OVC-opnames, vooral gezien de mogelijkheid dat deze opnames informatie bevatten die onder het verschoningsrecht valt. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een arrest van de Hoge Raad, waarin is gesteld dat de rechter-commissaris de autoriteit is die belast is met de bescherming van het verschoningsrecht. De rechtbank heeft het bezwaar van klager gegrond verklaard en het strafdossier in handen van de rechter-commissaris gesteld voor verdere onderzoekshandelingen, waaronder het filteren van het OVC-materiaal. Deze beslissing benadrukt het belang van de rol van de rechter-commissaris in het waarborgen van het verschoningsrecht in strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 83/236755-24
Raadkamernummer: 25/016638
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het bezwaarschrift van de verdachte:

[klager] (hierna [klager]), klager

gevestigd te [vestigingsplaats],
voor deze zaak domicilie kiezende te Amsterdam ten kantore van zijn raadslieden mr. S.R. van Breukelen en mr. M.A. de Mik.

Procedure

Klager heeft bij e-mailbericht van 15 april 2025 het Openbaar Ministerie verzocht om het opnamemateriaal van vertrouwelijke communicatie dat is opgenomen in het bedrijfspand van [klager] in de periode van 11 februari tot en met 11 maart 2025 (het OVC-materiaal) in handen te stellen van de rechter-commissaris ter beoordeling van dat materiaal op de aanwezigheid van verschoningsgerechtigde informatie. Dit e-mailbericht geldt als een verzoek tot het verrichten van onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), bestaande uit het (doen) schonen/filteren van het OVC-materiaal, nu het Openbaar Ministerie dit materiaal niet heeft overgedragen aan de rechter-commissaris.
De officier van justitie heeft op 25 april 2025 schriftelijk zijn zienswijze medegedeeld.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 10 juni 2025 het verzoek afgewezen.
De rechter-commissaris is met de officier van justitie van oordeel dat hij geen onderzoeksrol heeft te vervullen, omdat het in casu niet gaat om gevorderde gegevens van een aanbieder van een communicatiedienst, maar om gesprekken die met een technisch hulpmiddel zijn opgenomen. Er is volgens de rechter-commissaris daarom geen tussenkomst van de
rechter-commissaris vereist bij de beoordeling of zich bij die gesprekken informatie bevindt die onder het bereik valt van het verschoningsrecht.
Op 24 juni 2025 heeft klager bij de rechtbank tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
Op 13 oktober 2025 heeft de officier van justitie zijn standpunt medegedeeld door te verwijzen naar zijn eerder ingenomen standpunt bij de rechter-commissaris.
Het bezwaar is op 16 oktober 2025 door de raadkamer behandeld. De gemachtigde raadslieden mrs. Van Breukelen en De Mik en de officieren van justitie mrs. Visser en Altena zijn gehoord.

Feiten

Klager is in de onder opgemeld parketnummer ingeschreven zaak door de officier van justitie aangemerkt als verdachte van – kort gezegd – vermeende overtreding van de tegen Rusland ingestelde sancties.

Standpunt verdachte en standpunt officier van justitie

Het bezwaarschrift keert zich tegen de afwijzing van het verzoek door de rechter-commissaris. Daartoe is aangevoerd dat tussenkomst van de rechter-commissaris in het kader van de schoning van de gemaakte OVC-opnames vereist is.
Bij de behandeling in raadkamer is namens klager naar voren gebracht dat deze tussenkomst is vereist, nu het redelijk vermoeden bestaat dat het OVC-materiaal verschoningsgerechtigde informatie bevat, die niet kan worden uitgefilterd zonder kennisneming daarvan. De rechter-commissaris miskent in zijn beschikking de feitelijke gang van zaken inzake de filtering, zoals reeds door het Openbaar Ministerie is vorm gegeven. De aanwijzingen van de zijde van de rechter-commissaris inzake de door het Openbaar Ministerie toe te passen werkwijze bij de filtering in de beschikking van 10 juni 2025 komen na afloop, nu de OVC-opnamen reeds zijn uitgeluisterd in de periode van 11 februari tot en met 11 maart 2025 en de rechter-commissaris in het geheel niet is betrokken bij de filtering. Hierdoor is de werkwijze van het Openbaar Ministerie voor de verdediging volstrekt oncontroleerbaar. Daarbij is de inzet van een geheimhoudersofficier in casu niet toegestaan, nu de geheimhoudersofficier nadrukkelijk niet onder regie en verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris werkzaamheden heeft uitgevoerd. De werkwijze van het Openbaar Ministerie en de FIOD is in strijd met artikel 126aa Sv en het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken, nu er geen bevel tot vernietiging door een officier van justitie is gegeven.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaar. Er bestaat een duidelijk wettelijk handelingskader (art. 126aa Sv en art. 4 Besluit bewaren en vernietigen niet gevoegde stukken (hierna: ‘Besluit’)) voor het geval men bij toepassing van de bijzondere opsporingsbevoegdheid, namelijk het opnemen van vertrouwelijke communicatie, wordt geconfronteerd met geprivilegieerde informatie. Dit handelingskader is door het Openbaar Ministerie gevolgd, met daarbij nog extra waarborgen. Het onderzoeksteam is op 17 februari 2025 tijdens het beluisteren van het OVC-materiaal gestuit op gesprekken met een geheimhouder en heeft het uitluisteren meteen gestaakt. Vervolgens zijn er nadere afspraken met het onderzoeksteam gemaakt, waarbij een officier van justitie, die niet bij het betreffende onderzoek betrokken was, is aangesteld als geheimhoudersofficier. De genoemde handelingen in art. 4 lid 2 van het Besluit worden in het opsporingsonderzoek uitgevoerd door de geheimhoudersofficier in samenwerking met een opsporingsambtenaar die ook niet bij het opsporingsonderzoek betrokken is.
Er is geen proces-verbaal van vernietiging van het materiaal opgemaakt, nu daarvan nog geen sprake is geweest, in afwachting van de lopende bezwaarprocedure.

Beoordeling

De toets die de rechtbank bij het onderhavige hoger beroep moet aanleggen is of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De vraag die de rechtbank hiervoor moet beantwoorden is – kort gezegd – of de rechter-commissaris in redelijkheid heeft mogen beslissen dat er geen rol voor hem is weggelegd bij de filtering van het OVC-materiaal.
Vast staat dat de officier van justitie, met machtiging van de rechter-commissaris, vertrouwelijke communicatie in het bedrijfspand van klager heeft opgenomen. Het onderzoeksteam is vervolgens bij het uitluisteren van het OVC-materiaal gestuit op gesprekken met een geheimhouder. De rechter-commissaris is niet door het Openbaar Ministerie betrokken bij de filtering van vermoedelijk geprivilegieerde gegevens.
De kernvraag die zich in dit verband voordoet is of er nog opsporingsmethoden zijn op basis waarvan de filtering van mogelijk geprivilegieerde gegevens door de officier van justitie kan worden verrichten of dat die filtering moet plaatsvinden door of onder regie van een rechter-commissaris.
Het huidige Wetboek van Strafvordering voorziet niet in een algehele procedure voor de beoordeling of gevorderde/opgenomen of anderszins door de opsporing (met behulp van het gebruik van moderne opsporingstechnieken) verkregen gegevens onder het bereik van het verschoningsrecht vallen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 maart 2024 (ECLI:NL:HR:2024:375) om die reden enkele vuistregels en uitgangspunten geformuleerd voor de beoordeling van te volgen procedure(s) inzake het verschoningsrecht nu een
up to datewettelijke regeling nog ontbreekt. Daarbij heeft de Hoge Raad in afwachting van deze in voorbereiding zijnde wetgeving op het terrein van het verschoningsrecht in niet mis te verstane bewoordingen de rechter-commissaris aangewezen als dé autoriteit die
telkensbelast wordt met de bescherming van het verschoningsrecht. Ingeval van kennisneming van de gegevens ter beoordeling van de vraag of deze geprivilegieerd zijn, moet de officier van justitie de rechter-commissaris bij de zaak betrekken om de filtering te (doen) verrichten, aldus de Hoge Raad. Zie in dit kader ook de aanwijzing geldend vanaf 1 juni 2025 genaamd ‘Aanwijzing waarborgen professioneel verschoningsrecht’ waarin de uitgangspunten zijn beschreven die het Openbaar Ministerie in acht hoort te nemen om het verschoningsrecht te waarborgen.
Dit is in de onderhavige zaak niet gebeurd, omdat de rechter-commissaris van oordeel is dat de filtering en beoordeling van eventueel geprivilegieerde gegevens verkregen uit de hier gebruikte (OVC-)opsporingsbevoegdheden op basis van de wettelijk geldende regeling buiten de tussenkomst van de rechter-commissaris kunnen blijven en onder de verantwoordelijkheid van de officier van justitie zelf kan worden verricht.
Dit standpunt is gelet op het arrest van de Hoge Raad onbegrijpelijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tussenkomst van de rechter-commissaris is vereist bij de beoordeling (of zich bij die gesprekken informatie bevindt die onder het bereik valt van het verschoningsrecht en zo ja) welke informatie onder het bereik valt van het verschoningsrecht, teneinde dit recht afdoende te waarborgen. Terecht heeft klager als belanghebbende de rechter-commissaris verzocht hiernaar onderzoek te doen en de filtering van de gegevens uit te (doen) voeren.
Om deze redenen moet het bezwaar gegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het bezwaar gegrond;
stelt het strafdossier in handen van de rechter-commissaris tot het verrichten van de door de klager verzochte onderzoekshandelingen als bedoeld in artikel 182 Sv, onder meer bestaande uit het (doen) schonen/filteren van het OVC-materiaal.
Deze beschikking is op 6 november 2025 gegeven door:
mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
mrs. J. van de Klashorst en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier.
De voorzitter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.