ECLI:NL:RBROT:2025:13678

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
FT RK 25-1550
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) met vaststelling van ingangsdatum

Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating van [verzoekster] tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp). [verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie en heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de Wsnp. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, evenals het verzoek om de ingangsdatum van de Wsnp vast te stellen op 9 december 2024. Tijdens de zitting op 11 november 2025 waren zowel [verzoekster] als haar schuldhulpverlener en beschermingsbewindvoerder aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoekster] aan de voorwaarden voor toelating tot de Wsnp voldoet, waaronder de eis dat zij te goeder trouw was bij het ontstaan van haar schulden. De rechtbank heeft ook de bevoegdheid om deze procedure te openen vastgesteld, aangezien het centrum van voornaamste belangen van [verzoekster] in Nederland ligt. De looptijd van de Wsnp-regeling is vastgesteld op achttien maanden, met een ingangsdatum van 9 december 2024. De rechtbank heeft de bewindvoerder opgedragen om te rapporteren over de nakoming van de verplichtingen van [verzoekster] in het schuldhulpverleningstraject. De beslissing is openbaar uitgesproken en biedt [verzoekster] de mogelijkheid om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
19 november 2025
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [adres],
[postcode] [plaatsnaam].
Waar deze zaak over gaat
[verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft [verzoekster] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp). Dit verzoek wordt toegewezen.
Daarnaast verzoekt [verzoekster] om de ingangsdatum van de Wsnp vast te stellen op
9 december 2024. Dit verzoek wordt ook toegewezen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de Wsnp.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 11 november 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [verzoekster],
- Mevrouw L. de Ridder, schuldhulpverlener Zuidweg & Partners,
- De heer P. Ruijsbroek, beschermingsbewindvoerder.
1.3.
Op 12 november 2025 heeft schuldhulpverlening aanvullende stukken aan de
rechtbank toegezonden.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating
2.1.
[verzoekster] kan worden toegelaten tot de Wsnp als zij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en zij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoekster] aan de verplichtingen van de Wsnp zal voldoen.
2.2.
[verzoekster] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de Wsnp.
Bevoegdheid
2.3.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoekster] in Nederland ligt.
Duur
2.4.
De rechtbank stelt de termijn van de Wsnp-regeling ex artikel 349a Fw (hierna: looptijd) op achttien maanden.
De ingangsdatum
2.5.
De Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat de looptijd in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de looptijd eerder te laten ingaan.
2.6.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Die inspanningsplicht houdt in beginsel in dat er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt moet worden of er moet aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.7.
De rechtbank kan de vraag of [verzoekster] tijdens het voorafgaande schuldhulpverleningstraject aan alle verplichtingen heeft voldaan nog niet volledig beoordelen bij gebrek aan voldoende informatie. Vast staat dat op 9 december 2024 de eerste aflossing heeft plaatsgevonden. Vanaf die datum is door [verzoekster] maandelijks een bedrag van € 438,44 afgedragen, tot juli 2025. Vanaf juli 2025 is maandelijks € 452,25 afgedragen. Ter bevestiging van de juistheid van de hoogte van de maandelijkse afdracht door [verzoekster] zijn drie vtlb berekeningen overgelegd. De rechtbank stelt evenwel vast dat bij de vtlb berekening over de periode geldend van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024 geen onderliggende stukken zijn overgelegd. Ook is er geen berekening van het vtlb over de periode januari 2025 tot en met juni 2025 met onderliggende stukken overgelegd en ontbreken er enkele stukken bij de berekening van het vtlb over de periode juli 2025 tot en met december 2025. Aldus kan geen volledige beoordeling plaatsvinden of het bedrag dat [verzoekster] in het voorafgaande schuldhulpverleningstraject heeft afgedragen juist is.
2.8.
De rechtbank acht echter op basis van de verstrekte gegevens op voorhand niet onaannemelijk dat door [verzoekster] aan de verplichtingen in het voorafgaande schuldhulpverleningstraject is voldaan. Mede omdat er gezien de pensioengerechtigde leeftijd van [verzoekster] sprake is van een stabiele inkomenssituatie. Daarnaast is door haar in het voorafgaande schuldhulpverleningstraject een bedrag gespaard van € 5.699,72 ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om (i) bij dit vonnis een eerdere ingangsdatum te bepalen, en (ii) het definitieve oordeel over de nakoming van de verplichtingen in het voortraject te laten aan de rechter-commissaris of de rechtbank die een oordeel moet geven over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De uitkomst van die beoordeling kan aanleiding zijn om de looptijd van de schuldsaneringsregeling (alsnog) te verlengen (artikel 349a lid 2 Fw respectievelijk artikel 349a lid 3 Fw). De rechtbank verwijst voor deze route naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.6.5, laatste alinea.
2.9.
De bewindvoerder wordt opgedragen om in het verslag (artikel 318 Fw) of in het eindverslag (artikel 352 Fw) de rechter-commissaris dan wel de rechtbank te adviseren over de vraag of [verzoekster] in het schuldhulpverleningstraject heeft voldaan aan de uit dat traject voortvloeiende verplichtingen.
2.10.
De rechtbank stelt de ingangsdatum vast op 9 december 2024, zijnde de dag waarop de eerste aflossing in de zin van artikel 349a lid 1 Fw is gedaan.

3.De (controle van) verplichtingen in de Wsnp

3.1.
De verplichtingen waaraan [verzoekster] tijdens de Wsnp moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te maken, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting (van inkomen boven het vtlb en van goederen die in de boedel vallen).
3.2.
Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert in de eerste plaats of [verzoekster] de verplichtingen van de Wsnp nakomt.
3.3.
De taak van de bewindvoerder is in de tweede plaats om de zogenaamde boedel van de schuldenaar te beheren en te vereffenen (artikel 316 Fw). De boedel omvat alle bezittingen die [verzoekster] nu heeft en wat zij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt (artikel 295 Fw). [verzoekster] heeft de verplichting om tot de boedel behorende bezittingen aan de bewindvoerder af te staan (artikel 296 Fw). De bewindvoerder zal de opbrengsten hiervan verdelen onder de schuldeisers.
3.4.
Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
3.5.
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoekster].
3.6.
Als [verzoekster] zich tijdens het Wsnp-traject houdt aan alle verplichtingen van de Wsnp eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de Wsnp werkt niet meer op [verzoekster] kunnen verhalen. De “schone lei” geldt vanaf het moment dat de bewindvoerder klaar is met zijn afwikkelingstaak. Dat is als de slotuitdelingslijst verbindend is geworden (het formele einde).

4.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
[postcode] [plaatsnaam];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Franken
en tot bewindvoerder A.V. Nigita,
gevestigd te [postadres]
;
  • stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 9 december 2024 en de duur op achttien maanden, en bepaalt de einddatum van de looptijd daarmee op 9 juni 2026;
  • draagt de bewindvoerder op de post van [verzoekster] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M.C. Franken, rechter, in samenwerking met Z. da Luz Almeida, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025. [1]