ECLI:NL:RBROT:2025:14267

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
11724203 VZ VERZ 25-3880
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtigingsverzoek ouders voor gebruik vermogen minderjarige voor vastgoedfinanciering

In deze zaak hebben de ouders van een minderjarige een verzoek ingediend bij de kantonrechter om toestemming te krijgen om het vermogen van hun kind, dat bestaat uit een bedrag van € 56.250,- op een bankrekening, te gebruiken voor de financiering van de aankoop van twee winkels en drie woningen in Rotterdam. De ouders, die zich presenteren als succesvolle ondernemers, stellen dat de investering in vastgoed een hoger rendement zal opleveren dan het geld op de bank. Tijdens de zitting op 25 november 2025 was de vader van de minderjarige aanwezig en heeft hij verklaard dat de minderjarige een leencontract met 2% rente per jaar zal krijgen. De panden zijn ondergebracht in een holding waarvan de vader voor 90% aandeelhouder is.

De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende waarborgen zijn dat de investering in het belang van de minderjarige is. De rechter heeft vastgesteld dat het risico dat de minderjarige zijn investering verliest, onvoldoende is afgedekt. De vader heeft aangegeven dat de holding het geld van de minderjarige nodig heeft om haar financiële verplichtingen na te komen, wat een liquiditeitstekort impliceert. Dit leidt tot de conclusie dat er een risico op wanprestatie bestaat, vooral als de ouders in financiële problemen komen. De kantonrechter heeft benadrukt dat het niet in het belang van de minderjarige is om de machtiging te verlenen, vooral omdat er geen recht van eerste hypotheek op de panden is geregeld. De beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11724203 VZ VERZ 25-3880
registernummer: [registernummer]
uitspraak: 4 december 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
te [plaats] ,
verzoekers,

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift (ontvangen op 26 mei 2025), met bijlagen.
1.2.
Op 25 november 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was de vader van de minderjarige, [naam vader] , aanwezig.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoekers zijn de ouders en wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige:
- [naam minderjarige] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011.
2.2.
De minderjarige heeft een bedrag van € 56.250,- op een ING-bankrekening met BEM-clausule met nummer [nummer X 1] staan. Dit bedrag heeft hij ontvangen als schadevergoeding van het Erasmus MC.
2.3.
De ouders van de minderjarige vragen de kantonrechter om een machtiging te verlenen om het volledige saldo van de bankrekening van betrokkene te mogen lenen en dit geld te gebruiken als lening voor de financiering van twee winkels en drie woningen te Rotterdam aan de [straatnaam] [huisnummer A] , [huisnummer B] , [huisnummer C] , en [huisnummer D] en [huisnummer E] (artikelen 1:345 en 1:253k BW).
2.4.
De kantonrechter zal het verzoek afwijzen, aangezien onvoldoende is gebleken dat toewijzing in het belang van de minderjarige is. De redenen hiervoor zijn als volgt.
2.5.
Verzoekers hebben onder andere gesteld dat zij succesvolle ondernemers zijn en dat de aankoop van de panden – die is inmiddels is gedaan – hun volgende project is. Zij menen dat het investeren van het vermogen van de minderjarige in deze panden een veel hoger rendement gaat opleveren dan het geld op de bank, vanwege de huurinkomsten enerzijds en de te verwachten waardestijging van de panden anderzijds.
2.6.
Op de vraag van de kantonrechter hoe een en ander zal worden vormgegeven en hoe de risico’s voor de minderjarige zijn afgedekt, heeft de vader van de minderjarige ter zitting het volgende verklaard. De minderjarige krijgt een ‘leencontract’ met 2% rente per jaar. De panden zijn ondergebracht in een holding genaamd [naam holding] . Deze holding is voor 100% eigenaar van de panden. De vader van de minderjarige is voor 90% aandeelhouder van deze holding en zijn zakenpartner/vriend de heer [persoon A] is voor 10% aandeelhouder.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat het risico dat de minderjarige zijn investering kwijt raakt als het financieel niet goed gaat met de ouders, onvoldoende is afgedekt. Er is te weinig informatie verstrekt om voldoende inzicht te krijgen in de verplichtingen en inkomsten van de Holding, maar uit wat vader heeft verklaard blijkt dat de Holding het geld van de minderjarige nodig heeft om haar financiële verplichtingen na te komen in verband met de financiering van de panden. Verzoekers hebben het geld van de minderjarige nodig om een deel van de lening die zij hebben afgesloten om de panden aan te kopen te kunnen aflossen. In januari 2026 moet een bedrag van € 40.000,- of € 45.000,- worden betaald en in mei 2026 moet er € 250.000,- worden betaald. Dit naast de maandelijkse termijnen van € 10.100,-, aldus de verklaringen van vader ter zitting.
2.8.
Hieruit leidt de kantonrechter af dat de Holding een liquiditeitstekort heeft, aangezien de Holding de verplichtingen kennelijk niet kan nakomen met haar eigen kasstromen. Er is dus een risico op
default(wanprestatie) door de Holding jegens de financier van de panden. Na
defaultdreigt opeising van de financiering en vervolgens uitwinning (gedwongen verkoop). Bij gedwongen verkoop verhalen de (eerste) hypotheekhouders zich als eerste op de opbrengst.
2.9.
Hiernaast is er ook een risico dat als de (ondernemingen van de) ouders zouden failleren, hun inkomsten kunnen opdrogen, in welke situatie wederom sprake zou kunnen zijn van
default. Ook in deze situatie zal naar verwachting sprake zijn van uitwinning door de financiers.
2.10.
De minderjarige heeft geen hypotheek, maar een simpel ‘leencontract’, waardoor voornoemde risico’s voor de minderjarige naar het oordeel van de kantonrechter te groot zijn. Dit maakt dat het niet in zijn belang is om de machtiging te verlenen. Een en ander zou mogelijk anders kunnen liggen als de minderjarige een recht van eerste hypotheek op de panden zou verkrijgen, maar dat is nu niet aan de orde. Daarmee zouden overigens de andere financiers ook akkoord moeten gaan.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek af;
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
937
Tegen deze beschikking kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Dit kan alleen worden ingesteld door een advocaat. Verzoeker en degenen aan wie een kopie van de beschikking is verstrekt moeten hoger beroep instellen binnen drie maanden na de datum van de beschikking. Voor andere belanghebbenden moet dit binnen drie maanden nadat zij van de beschikking op de hoogte zijn geraakt.