ECLI:NL:RBROT:2025:14282

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
ROT 24/11818
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen schorsing van Ziektewet-uitkeringen en procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2025, wordt het beroep van eiser tegen de schorsing van zijn Ziektewet (ZW) uitkeringen door het UWV behandeld. Eiser had zijn uitkeringen geschorst gekregen per 17 september 2024, omdat hij niet was verschenen op een oproep voor een spreekuur met een sociaal-medisch verpleegkundige. Het UWV handhaafde deze schorsing na een bezwaar van eiser. Eiser stelde dat hij schade had geleden door de opschorting van zijn uitkeringen, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk schade had geleden. De rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang was, omdat het resultaat dat eiser nastreefde niet kon worden bereikt. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank niet toekwam aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Eiser kreeg geen terugbetaling van griffierecht en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter M. Zoethout, in aanwezigheid van griffier L.A. van der Velden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/11818

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [persoon A] ).

Samenvatting

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat het UWV zijn uitkeringen op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van
17 september 2024 heeft geschorst. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen sprake is van procesbelang. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Procesverloop

1.1.
Met de besluiten van 17 september 2024 (de primaire besluiten) heeft het UWV eiser bericht dat zijn ZW-uitkeringen met ingang van diezelfde datum worden geschorst, omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan de oproep van het UWV om op 16 september 2024 op het spreekuur van de sociaal-medisch verpleegkundige te verschijnen.
1.2.
Met het besluit van 12 november 2024 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is het UWV bij die besluiten gebleven.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: als waarnemer van de gemachtigde van eiser, [persoon B] , en de gemachtigde van het UWV. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
2.1.
Met het besluit van 10 januari 2024 is vanaf 3 oktober 2023 een ZW-uitkering aan eiser toegekend. Vervolgens is met het besluit van 5 februari 2024 vanaf 11 december 2023 een tweede ZW-uitkering aan eiser toegekend.
2.2.
Eiser is met de brief van 3 september 2024 uitgenodigd voor een telefonisch spreekuur met de sociaal-medisch verpleegkundige op 9 september 2024 om zijn mogelijkheden om te werken te bespreken. Met de brief van 10 september 2024 is eiser nogmaals uitgenodigd voor een telefonisch spreekuur op 16 september 2024. Eiser heeft geen gehoor gegeven aan deze oproepen, zodat er geen spreekuur met de sociaal-medisch verpleegkundige heeft kunnen plaatsvinden. Vervolgens heeft het UWV de primaire besluiten genomen.
2.3.
Bij brief van 30 september 2024 heeft het UWV aan eiser een digitaal en telefonisch contactverbod opgelegd tot 26 oktober 2024 wegens grensoverschrijdend gedrag tijdens een gesprek op 25 september 2024 met een medewerker van het UWV-klantcontact. Vervolgens is eiser met de brief van 24 oktober 2024 uitgenodigd voor een fysiek spreekuur met de arts op 18 november 2024.
2.4.
Met het bestreden besluit is het UWV bij de primaire besluiten gebleven en zich op het standpunt gesteld dat de ZW-uitkeringen van eiser terecht zijn geschorst. Het UWV heeft de uitbetalingen van de ZW-uitkering van eiser echter hervat per 17 september 2024 en op 23 oktober 2024 alsnog uitbetaald, omdat vast is komen te staan dat sprake is geweest van overmacht en eiser medewerking heeft verleend aan een nieuwe oproep voor een spreekuur zodat de grond voor de schorsing is komen te vervallen.
Standpunt eiser
3. In beroep voert eiser aan dat de uitbetaling van zijn ZW-uitkeringen ten onrechte zou zijn opgeschort en dat deze opschorting te lang heeft geduurd. Als gevolg van het door het UWV aan hem opgelegde contactverbod kon geen nieuw spreekuur worden ingepland. Eiser heeft hierdoor onnodige schade geleden.
Ontvankelijkheid van het beroep
4. De rechtbank dient ambtshalve te onderzoeken of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Van (voldoende) procesbelang is volgens vaste rechtspraak pas sprake als het resultaat dat de indiener van het beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Een uitsluitend formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Procesbelang kan aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade als gevolg van de besluitvorming is geleden.
5. Eiser stelt dat hij schade heeft geleden, omdat de opschorting te lang zou hebben geduurd. Tijdens de zitting is namens eiser nog toegelicht dat hij hierdoor schulden heeft opgelopen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) [1] mag een stelling dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming niet op voorhand onaannemelijk zijn. Aan dit vereiste is niet voldaan als op geen enkele wijze nader wordt onderbouwd dat kosten zijn gemaakt en dat schade is geleden. Eiser heeft het resterende deel van zijn ZW-uitkeringen alsnog uitbetaald gekregen en de door eiser gestelde schade in de vorm van ‘schulden’ is niet nader geconcretiseerd of met stukken onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk schade heeft geleden als gevolg van de besluitvorming van het UWV.
6. Nu door eiser niet aannemelijk is gemaakt dat hij schade heeft geleden, dient het beroep met betrekking tot de schorsing van de ZW-uitkeringen niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijk beoordeling. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. L.A. van der Velden, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraken van de Raad van 23 april 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:711 en