Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een klacht van verzoeker, geboren in 1994, tegen de zorgaanbieder Antes Zorg B.V. en de zorgverantwoordelijke. De klacht betreft de toepassing van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de wijze waarop de zorgaanbieder de beslissing tot verplichte zorg heeft genomen. Verzoeker heeft meerdere klachten ingediend, waaronder het niet uitreiken van de artikel 8:9 Wvggz beslissing en het onterecht insluiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klachtencommissie de meeste klachten ongegrond heeft verklaard, met uitzondering van de klacht over het niet uitreiken van de beslissing, die door de rechtbank gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de zorgaanbieder niet op de juiste wijze had voldaan aan de verplichtingen van de Wvggz, waardoor verzoeker niet in staat was om kennis te nemen van zijn rechten. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd ten aanzien van andere klachten en oordeelde dat de zorgaanbieder de juiste afwegingen had gemaakt bij het toedienen van medicatie. De rechtbank heeft geen schadevergoeding toegekend, omdat verzoeker dit niet had verzocht. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.