Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
2. de onderlinge waarborgmaatschappij
1.De procedure
- dat de aansprakelijkheid van verzoeksters ter zake van het in r.o. 2.1 van die beschikking genoemde voorval voorshands is beperkt tot SDR 1.179.777,60, om te rekenen in euro’s naar de koers van de dag van het stellen van het fonds volgens de waarderingsmethode die door het IMF op de dag van omrekening wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover te berekenen vanaf de dag volgende op de dag van het voorval, derhalve 19 februari 2025, tot de dag volgende op de dag van het stellen van het fonds (r.o. 3.1); en
- dat verzoeksters uiterlijk op 18 november 2025 fonds moeten stellen voor dat bedrag, alsmede een bedrag van € 7.500,00 ter bestrijding van de kosten van de procedure (r.o. 3.2).