ECLI:NL:RBROT:2025:14478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
11462767 CV EXPL 24-32644
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding in een civiele procedure met meerdere gedaagden

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres een schadevergoeding geëist van twee gedaagden naar aanleiding van een incident dat plaatsvond op 18 juni 2024. Eiseres stelt dat zij door gedaagde 1 is mishandeld en door gedaagde 2 is bestolen van twee tassen, waarin onder andere € 1.100,00 aan contant geld zat. Eiseres heeft zich in de strafzaak als benadeelde partij gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarvan een deel is toegewezen. In de huidige procedure vordert eiseres een totaalbedrag van € 7.707,26 van gedaagde 1 en € 1.100,00 van gedaagde 2, alsook een verklaring voor recht dat beide gedaagden aansprakelijk zijn voor de geleden schade.

De kantonrechter heeft de eisen van eiseres afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde schadeposten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat de schade aan haar auto is veroorzaakt door gedaagde 1, en dat de vordering tot schadevergoeding voor de gestolen contante gelden niet kan worden toegewezen, omdat eiseres niet kan bewijzen dat het geld daadwerkelijk in haar tas zat ten tijde van de diefstal. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een verklaring voor recht, aangezien de geëiste schadevergoeding is afgewezen.

De proceskosten zijn voor rekening van eiseres, die in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft de proceskosten voor beide gedaagden begroot op € 982,50 per gedaagde, inclusief salaris voor de gemachtigde en nakosten. Dit vonnis is uitgesproken op 5 december 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11462767 CV EXPL 24-32644
datum uitspraak: 5 december 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.C.E. van den Hoek,
tegen
[gedaagde 1],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde 1,
gemachtigde: mr. A.H.J. Strak,
en
[gedaagde 2],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde 2,
gemachtigde: mr. T.B. Goemans.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’, ‘[gedaagde 1]’ en ‘[gedaagde 2]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 12 december 2024 en de bijlagen;
  • het herstelexploot van 7 januari 2025, met bijlage;
  • het antwoord namens [gedaagde 1], met bijlagen;
  • het antwoord namens [gedaagde 2];
  • de brief van 8 mei 2025 namens [eiseres] met aanvullende bijlagen 1 t/m 7;
  • de brief van 23 mei 2025 namens [eiseres] met aanvullende bijlage 8;
  • de mail van 26 mei 2025 van mr. Van den Hoek, met aanvullende bijlagen;
  • de akte namens [eiseres] met een vermindering van eis en bewijsaanbod, met bijlagen;
  • de akte namens [gedaagde 1];
  • de akte namens [gedaagde 2].
1.2.
Op 27 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken met [eiseres], mr. Van den Hoek, [gedaagde 1], mr. Strak, [gedaagde 2] en mr. Goemans.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] is in de nacht van 18 juni 2024 door [gedaagde 1] mishandeld en door [gedaagde 2] bestolen van twee tassen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. [eiseres] heeft zich in die strafzaken gevoegd als benadeelde partij en heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De rechtbank heeft een deel van haar eis toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. In de zaak die nu bij de kantonrechter voorligt, stelt [eiseres] dat [gedaagde 1] haar in de bewuste nacht heeft klemgereden en haar auto aan de linkerkant heeft beschadigd, en dat niet de complete inhoud van haar tassen is teruggevonden omdat € 1.100,00 contant geld ontbreekt. [eiseres] stelt dat zij door deze gebeurtenissen schade heeft geleden die door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet worden vergoed. Zij wil dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld € 7.707,26 aan haar te betalen, dat [gedaagde 2] wordt veroordeeld € 1.100,00 aan haar betalen en dat wordt bepaald dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor een bedrag van € 1.100,00 hoofdelijk aansprakelijk zijn. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn het niet eens met de eisen. [gedaagde 1] betwist dat hij de door [eiseres] genoemde schadeposten moet vergoeden en dat hij betrokken was bij de diefstal. [gedaagde 2] betwist dat in de gestolen tassen € 1.100,00 contant geld zat. De kantonrechter wijst de eisen af. Deze uitkomst wordt hierna uitgelegd.
Schadevergoeding voor [eiseres]?
2.2.
[eiseres] eist een schadevergoeding voor verschillende posten. Een verplichting tot schadevergoeding kan bestaan als iemand een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens een ander, die aan hem kan worden toegerekend en waardoor schade is ontstaan voor de ander (artikel 6:162 BW). Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding geldt dat degene die schade heeft geleden zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden. De schade wordt dus berekend met inachtneming van alle feiten en omstandigheden van het concrete geval. Voor vergoeding komt slechts in aanmerking de schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW). Aan de hand van dit beoordelingskader worden hierna de verschillende posten besproken.
[gedaagde 1] hoeft niet € 5.645,86 voor werkzaamheden aan de auto van [eiseres] te vergoeden
2.3.
[eiseres] eist van [gedaagde 1] vergoeding van kosten voor werkzaamheden aan haar auto ten bedrage van in totaal € 5.645,86. Dat bedrag bestaat uit € 847,00 voor het vervangen van de banden en uitlijnen en uit € 5.391,76 voor werkzaamheden aan o.a. de motorkap, deur en buitenspiegel van de auto. Zij brengt een bedrag van € 592,90 hierop in mindering, omdat dit bedrag aan schadevergoeding voor de linker buitenspiegel is toegewezen in de strafzaak.
2.4.
[gedaagde 1] heeft met de auto [eiseres] afgesneden dan wel klem gereden en [eiseres] moest daardoor met haar auto ineens hard remmen. Het staat niet vast dat daardoor de banden van haar auto moeten worden vervangen en uitgelijnd. [eiseres] stelt dat, maar [gedaagde 1] betwist dat. [eiseres] licht wel toe dat zij door hard te remmen in een spin terecht is gekomen, maar [gedaagde 1] betwist dat ook. Het is onduidelijk of het al dan niet spinnen van belang is voor de stelling van [eiseres] dat zij de banden moet vervangen; zij heeft dat niet verder toegelicht. De beperkte toelichting die [eiseres] heeft gegeven op deze post, is in het licht van de betwisting door [gedaagde 1] onvoldoende om ervan uit te kunnen gaan dat de banden van de auto van [eiseres] moeten worden vervangen en uitgelijnd als gevolg van de gedraging van [gedaagde 1]. De conclusie is dat [gedaagde 1] de kosten voor het vervangen van de banden en uitlijnen ten bedrage van € 847,00 niet hoeft te vergoeden.
2.5.
Wat schade aan de zijkant van de auto betreft stelt [eiseres] dat die is ontstaan doordat [gedaagde 1] die bewuste nacht tegen de zijkant van de auto heeft geschopt en geslagen. Zij heeft ter onderbouwing van de schade een foto overgelegd en gewezen op het proces-verbaal van aangifte. [gedaagde 1] betwist de gestelde schade en voor zover er wel een deuk in de auto blijkt te zitten, betwist hij dat hij die heeft veroorzaakt. Hij voert aan dat er mogelijk al deuken in de auto zaten en dat nergens uit te herleiden is wanneer de deuk is ontstaan. De overgelegde foto is ongedateerd en verzonden in een appgesprek dat ook ongedateerd is. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van aangifte van [eiseres] niets van schade aan de zijkant van de auto, maar alleen schade aan de linker buitenspiegel, aldus [gedaagde 1]. De kantonrechter ziet op de overgelegde foto een glooiing in de deur van de auto, maar uit de foto kan niet worden afgeleid dat die glooiing c.q. deuk is ontstaan door de gestelde gedragingen van [gedaagde 1]. In het proces-verbaal van aangifte staat niets over andere schade aan de zijkant van de auto dan schade aan de linker buitenspiegel. [eiseres] heeft naar oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde 1] schade aan de zijkant van de auto heeft veroorzaakt (anders dan schade aan de linker buitenspiegel). Omdat de stellingen van [eiseres] onvoldoende zijn onderbouwd, wordt niet toegekomen aan bewijslevering. De conclusie is dat [gedaagde 1] de kosten voor werkzaamheden aan de zijkant van de auto van [eiseres] ten bedrage van € 4.798,86 (€ 5.391,76 minus € 592,90) niet hoeft te vergoeden.
[gedaagde 1] hoeft niet € 802,00 aan huishoudelijke hulp te vergoeden
2.6.
[eiseres] eist van [gedaagde 1] een vergoeding van in totaal € 802,00 voor vier weken huishoudelijke hulp. Zij stelt dat het huishouden te zwaar was voor haar na het incident en dat daarom een buurvrouw en een nicht het huishouden hebben gedaan. [eiseres] eist een forfaitaire vergoeding van € 205,00 per week ontleend aan de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp van De Letselschade Raad. [gedaagde 1] betwist dat door het geringe letsel dat in het ziekenhuis is geconstateerd na het incident [eiseres] huishoudelijke hulp nodig heeft gehad. [eiseres] heeft buiten de algemene stelling dat het huishouden te zwaar was voor haar niet toegelicht in hoeverre en waarom zij beperkt was in huishoudelijke taken als gevolg van het incident, eventueel onderbouwd met medische informatie. Zonder enige toelichting blijken uit de overgelegde stukken geen beperkingen voor huishoudelijke taken als gevolg van het incident. Het had wel op de weg van [eiseres] gelegen om een nadere toelichting te geven, omdat zij een vergoeding eist. Bij gebrek aan een nadere toelichting kan niet worden aangenomen dat [eiseres] als gevolg van het incident huishoudelijke hulp nodig had. De conclusie is dat de eis daarop afstuit.
[gedaagde 1] hoeft niet € 141,40 aan vervoerskosten te vergoeden
2.7.
[eiseres] eist vergoeding van vervoerskosten ten bedrage van € 141,40. Zij licht toe dat zij na het incident vier weken lang te bang was om zelf in de auto te stappen. [gedaagde 1] betwist dat [eiseres] méér kosten heeft moeten maken dan de € 50,00 aan reiskosten die al in de strafzaak is toegewezen. De kantonrechter overweegt dat hoewel [eiseres] stelt dat zij € 141,40 aan kosten heeft moeten maken voor reizen naar de behandelend sector, uit de overgelegde berekening blijkt dat het gaat om een kilometervergoeding van in totaal € 191,40 voor veelal andersoortige ritten dan reizen naar een ziekenhuis of behandelaar. [eiseres] vraagt namelijk onder meer een kilometervergoeding voor het laten brengen van haar kinderen naar school en sportclubs door bekenden. [eiseres] heeft geen toelichting gegeven waarom dit moet worden aangemerkt als schade als gevolg van onrechtmatig handelen van [gedaagde 1]. Deze kilometers had zij anders zelf in de auto gemaakt. Dit is anders voor ritten naar bijvoorbeeld een ziekenhuis of behandelaar die zij als gevolg van het incident moet bezoeken, en die ook in de overgelegde berekening staan, maar daarvoor is al € 50,00 toegewezen in de strafzaak. De conclusie is dat de eis wordt afgewezen.
[gedaagde 1] hoeft niet € 1.100,00 te vergoeden aan [eiseres]
2.8.
[eiseres] eist van [gedaagde 1] een schadevergoeding van € 1.100,00. Volgens [eiseres] is [gedaagde 1] (naast [gedaagde 2]) aansprakelijk voor het door haar gestelde verlies van een contant geldbedrag van € 1.100,00, ook al is hij in de strafzaak vrijgesproken van de hem ten laste gelegde diefstal in vereniging. [gedaagde 1] betwist dat hij betrokken is geweest bij de diefstal en betwist ook bij gebrek aan wetenschap dat er € 1.100,00 aan contant geld in de tassen zat.
2.9.
De stelling van [eiseres] dat [gedaagde 1] aansprakelijk is voor het door haar gestelde verlies van € 1.100,00 moet worden beoordeeld aan de hand van de civielrechtelijke bewijsregels. Aan de vrijspraak van [gedaagde 1] komt namelijk geen dwingende bewijskracht toe in de zin van artikel 161 Rv. [1] Op [eiseres] rust de stelplicht (en bewijslast) van haar stelling (artikel 150 Rv). De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit moet worden afgeleid dat [gedaagde 1] betrokken is geweest bij de diefstal of om een andere reden aansprakelijk kan worden gehouden voor het gestelde verlies van € 1.100,00. Daarom wordt niet aan bewijslevering toegekomen. Nog daargelaten dat niet vaststaat dat [eiseres] € 1.100,00 is kwijtgeraakt door diefstal, wordt de eis ten aanzien van [gedaagde 1] alleen al vanwege het ontbreken van aansprakelijkheid afgewezen.
[gedaagde 2] hoeft niet € 1.100,00 te vergoeden aan [eiseres]
2.10.
[eiseres] eist (ook) van [gedaagde 2] een schadevergoeding van € 1.100,00. Zij stelt dat zij in de nacht van 18 juni 2024 een contant geldbedrag van in totaal € 1.100,00 in haar tas had, die is gestolen door [gedaagde 2]. Zij licht toe dat het geld is gegeven door vrienden en familie voor de verjaardag van haar zoontje. Zij heeft diezelfde avond bij het doen van aangifte gezegd tegen de politie dat het verjaardagsgeld van haar zoontje in haar tas zat en zij heeft toen ook concreet het bedrag benoemd. Zij heeft van vier personen verklaringen overgelegd over het schenken van in totaal € 1.100,00 in contanten. De vriendin die aanwezig was bij de zitting was de bewuste avond met [eiseres] en anderen bij het etentje aanwezig en zij wil getuigen dat zij het contante geld toen heeft gezien, aldus [eiseres]. [gedaagde 2] betwist dat in de tassen € 1.100,00 contant geld zat ten tijde van de diefstal. Hij voert aan dat uit de overgelegde schriftelijke verklaringen over schenkingen niet blijkt dat het geldbedrag in de tassen van [eiseres] zat die bewuste avond.
2.11.
[gedaagde 2] is blijkens het overgelegde strafvonnis veroordeeld voor diefstal, maar partieel vrijgesproken ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal van specifiek € 1.100,00 aan contant geld. Aan die vrijspraak komt geen dwingende bewijskracht toe in de zin van artikel 161 Rv. [2] Daarom moet aan de hand van de civielrechtelijke regels worden beoordeeld of [gedaagde 2] € 1.100,00 moet vergoeden aan [eiseres]. De kantonrechter stelt voorop dat op [eiseres] de bewijslast rust van haar stelling dat in de tas(sen) die [gedaagde 2] van haar heeft gestolen een contant geldbedrag van in totaal € 1.100,00 zat (artikel 150 Rv). Bij de huidige stand van zaken is onduidelijk wie gelijk heeft, zodat het aankomt op bewijslevering. Aan bewijslevering wordt echter niet toegekomen, omdat [eiseres] bewijs heeft aangeboden van feiten en omstandigheden die niet relevant zijn voor de beslissing; ook als vast komt te staan dat aan haar in totaal € 1.100,00 contant geld is geschonken, betekent dat nog niet dat het geldbedrag op het moment van de diefstal in haar tas zat en is weggenomen. Daarbij komt dat [eiseres] tijdens de zitting heeft verklaard dat zij niet kan bewijzen dat zij dat geldbedrag bij zich had in haar tas. Tegen deze achtergrond moet het bewijsaanbod van [eiseres] worden gepasseerd. De conclusie is dan dat niet vast staat dat [eiseres] door [gedaagde 2] € 1.100,00 is kwijtgeraakt. De eis wordt daarom afgewezen.
Ook geen ander bedrag aan schadevergoeding
2.12.
Ten aanzien van de hiervoor genoemde bedragen eist [eiseres] subsidiair, voor het geval die bedragen worden afgewezen, dat de kantonrechter een bedrag toewijst dat (wel) redelijk wordt geacht. De subsidiaire eis wordt afgewezen onder verwijzing naar de overwegingen hiervoor: [eiseres] heeft geen aanspraak op een schadevergoeding door [gedaagde 1] of [gedaagde 2] en dus ook geen ander bedrag dan zij concreet heeft geëist.
Geen verklaring voor recht
2.13.
[eiseres] eist een verklaring voor recht dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daden die gedaagden jegens haar hebben gepleegd. De kantonrechter verstaat, gelet op de stukken en het partijdebat, dat met ‘de schade’ wordt bedoeld de posten waarvan [eiseres] vergoeding eist. Aangezien de geëiste schadevergoeding wordt afgewezen en [eiseres] geen ander rechtens te respecteren belang bij de verklaring heeft gesteld dan betaling van de geëiste schadevergoeding, wordt de verklaring voor recht afgewezen.
Eiswijziging: geen nieuwe schadeposten
2.14.
Bij dagvaarding eist [eiseres] van gedaagden vergoeding van nieuw ontstane materiële schadeposten voortvloeiend uit letsel nader op te maken bij staat. Bij akte heeft zij meegedeeld die eis niet langer te handhaven. Daarom wordt dit niet besproken.
Proceskosten
2.15.
De eisen ten aanzien van [gedaagde 1] worden afgewezen. De proceskosten van [gedaagde 1] komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiseres] aan [gedaagde 1] moet betalen op € 847,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 982,50. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
2.16.
De eisen ten aanzien van [gedaagde 2] worden afgewezen. De proceskosten van [gedaagde 2] komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiseres] aan [gedaagde 2] moet betalen op € 847,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 982,50. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eisen af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 1], die worden begroot op € 982,50;
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 2], die worden begroot op € 982,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
34286

Voetnoten

1.HR 3 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8089.
2.HR 3 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8089.