In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres een schadevergoeding geëist van twee gedaagden naar aanleiding van een incident dat plaatsvond op 18 juni 2024. Eiseres stelt dat zij door gedaagde 1 is mishandeld en door gedaagde 2 is bestolen van twee tassen, waarin onder andere € 1.100,00 aan contant geld zat. Eiseres heeft zich in de strafzaak als benadeelde partij gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend, waarvan een deel is toegewezen. In de huidige procedure vordert eiseres een totaalbedrag van € 7.707,26 van gedaagde 1 en € 1.100,00 van gedaagde 2, alsook een verklaring voor recht dat beide gedaagden aansprakelijk zijn voor de geleden schade.
De kantonrechter heeft de eisen van eiseres afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde schadeposten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat de schade aan haar auto is veroorzaakt door gedaagde 1, en dat de vordering tot schadevergoeding voor de gestolen contante gelden niet kan worden toegewezen, omdat eiseres niet kan bewijzen dat het geld daadwerkelijk in haar tas zat ten tijde van de diefstal. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een verklaring voor recht, aangezien de geëiste schadevergoeding is afgewezen.
De proceskosten zijn voor rekening van eiseres, die in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft de proceskosten voor beide gedaagden begroot op € 982,50 per gedaagde, inclusief salaris voor de gemachtigde en nakosten. Dit vonnis is uitgesproken op 5 december 2025.