ECLI:NL:RBROT:2025:14572

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
C/10/696868 / JE RK 25-638 en C/10/701627 / JE RK 25-1251
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg en afwijzing verzoek vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing

Op 30 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren in 2014. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, bij de tante moederszijde, verlengd tot 21 mei 2026. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, maar verblijft momenteel bij haar neef en heeft geen vaste woonplaats. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt in de huidige situatie en dat het noodzakelijk is om de rol van de moeder in het leven van [minderjarige] nader te onderzoeken. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen en dit verzoek is door de kinderrechter toegewezen. Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de GI te laten vervallen afgewezen, omdat de GI bereid is om de aanwijzing te wijzigen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/696868 / JE RK 25-638 en C/10/701627 / JE RK 25-1251
Datum uitspraak: 30 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.J. Boelaars, kantoorhoudende te Rotterdam.
[naam tante],
hierna te noemen: de tante moederszijde (mz), wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de tussenbeschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 19 mei 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken (C/10/696868);
  • de rectificatiebeschikking van 24 juni 2025 (C/10/696868);
  • het proces-verbaal van de kinderrechter in deze rechtbank van 6 augustus 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken (C/10/701627);
  • het bericht van de GI van 15 september 2025;
  • de toetsing van de Raad voor de Kinderbescherming van 16 september 2025, ontvangen op 24 oktober 2025;
  • het e-mailbericht van de mediationfunctionaris van 17 september 2025;
  • het e-mailbericht van de advocaat van de moeder van 17 oktober 2025.
1.2.
Op 30 oktober 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de tante mz;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1] .
1.3.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de mondelinge behandeling verleend aan de begeleider van de moeder vanuit Middin, [naam 2] .
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover voorafgaand aan de zitting op een ander tijdstip een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten bij de tante mz.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 mei 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 21 mei 2026. Tevens heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de tante mz, verlengd tot 21 november 2025. De beslissing is voor het overige aangehouden.

3.De aangehouden verzoeken

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/696868 / JE RK 25-638
3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor netwerkpleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Op een gedeelte van het verzoek is reeds beslist. Er moet nog een beslissing worden genomen op het restant van het verzoek, te weten de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de periode van 21 november 2025 tot 21 mei 2026.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/701627 / JE RK 25-1251
3.3.
De moeder verzoekt om de schriftelijke aanwijzing van de GI van 3 juni 2025 geheel, dan wel gedeeltelijk, vervallen te verklaren.

4.De standpunten

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/696868 / JE RK 25-638
4.1.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit nader toe. [minderjarige] verblijft momenteel in een stabiele opvoedsituatie bij de tante mz, waar hij graag wil blijven. De moeder verblijft bij haar neef, een woonsituatie waar de GI twijfels over heeft. De GI is, in overleg met Middin, bezig om de verschillende knelpunten tussen de moeder en de tante mz zo goed mogelijk op te lossen. De moeder lijkt moeite te hebben met het feit dat [minderjarige] wordt opgevoed door de tante mz. Omdat er nog weinig tot geen onderzoek is gedaan naar de opvoedvaardigheden van de moeder, gaat de GI het ouderschap van de moeder nader beoordelen op basis van verschillende aspecten.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ter zitting ingestemd met de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de tante mz. De moeder is bang om fouten te maken en vindt het heel belangrijk dat zij het contact met [minderjarige] niet verliest. De moeder wil graag laten zien wat zij kan betekenen voor [minderjarige] als moeder en hoopt in de toekomst voor [minderjarige] te gaan zorgen. De moeder verblijft momenteel bij haar neef in een stabiele woonsituatie. In de tussentijd wordt er via Middin gezocht naar een passende eigen woonlocatie, waarbij er wordt gekeken naar de mogelijkheden voor begeleid wonen. De moeder wil graag ergens wonen waar zij [minderjarige] kan ontvangen. Het lijkt er soms op dat de GI al een beslissing heeft genomen over het perspectief van [minderjarige] bij de tante mz, terwijl de moeder dit perspectief niet volledig ondersteunt.
4.3.
De tante mz voert ter zitting aan dat zij geen problemen heeft met de moeder en in het belang van [minderjarige] met de moeder kan communiceren. De tante mz wil graag voor [minderjarige] zorgen en zij ziet dat het goed met [minderjarige] gaat sinds zijn verblijf bij haar. De tante mz is trots op [minderjarige] .
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/701627 / JE RK 25-1251
4.4.
De GI wil met de eerder opgestelde schriftelijke aanwijzing, duidelijkheid creëren voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft een druk leven met verschillende activiteiten zoals sporten en het voeren van gesprekken met de begeleiders van Middin. De schriftelijke aanwijzing is opgesteld zodat [minderjarige] niet verscheurd wordt door twee werelden en zich kan focussen op zijn huidige woonsituatie. Omdat dit in het verleden is mis gegaan, acht de GI het daarbij van belang dat er goede afspraken komen en er duidelijke communicatie is. In reactie op de kinderrechter verklaart de GI zich ter zitting bereid om de schriftelijke aanwijzing te veranderen, in die zin dat er eens in de twee weken omgang plaatsvindt tussen de moeder en [minderjarige] in plaats van de in de eerdere schriftelijke aanwijzing opgenomen een keer in de drie weken. De verdere invulling van de omgangsmomenten wordt opgepakt door de betrokken hulpverleners.
4.5.
Door en namens de moeder wordt ter zitting naar voren gebracht dat zij bang is om het verkeerd te doen, waardoor zij niet zomaar contact zoekt met [minderjarige] . Het is voor de moeder belangrijk dat er duidelijke afspraken komen over de omgang met [minderjarige] , zodat zowel de moeder als [minderjarige] weten waar ze aan toe zijn.
4.6.
De tante mz brengt in reactie op de GI naar voren dat [minderjarige] inderdaad een volle agenda heeft. [minderjarige] wil graag de moeder meer zien en de tante mz is bereid om mee te werken aan de omgangsmomenten tussen de moeder en [minderjarige] . De tante mz vindt het belangrijk om de omgangsmomenten op papier te zetten en vooruit te plannen.

5.De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/696868 / JE RK 25-638
5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder tot op heden niet beschikt over een eigen vaste woon- of verblijfplaats en dat er onvoldoende zicht is op de huidige woonsituatie van de moeder bij haar neef. De moeder is op zoek naar een passende eigen woonplek en staat daarbij open voor begeleid wonen. [minderjarige] verblijft al langer bij de tante mz, waar hem een stabiele woonsituatie wordt geboden en hij zich positief ontwikkelt. [minderjarige] heeft het fijn bij de tante mz maar vindt het ook belangrijk om de moeder te zien. Het is daarom in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk dat de GI onderzoek doet naar de rol die de moeder kan vervullen in het leven van [minderjarige] . Daarbij moeten de opvoedvaardigheden van de moeder worden onderzocht ten opzichte van de opvoedvraag van [minderjarige] . De kinderrechter verwacht van de GI dat het onderzoek wordt gestart en dat er een concreet plan van aanpak komt voor de komende periode. Alle betrokkenen hebben behoefte aan duidelijkheid over het perspectief van [minderjarige] .
5.3.
Een machtiging tot uithuisplaatsing is daarom nodig. De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten in het netwerk bij de tante mz, tot 21 mei 2026.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/701627 / JE RK 25-1251
5.4.
Nu de GI de schriftelijke aanwijzing zal wijzigen als in r.o. 4.4. omschreven en dit ook de regeling is die de moeder en [minderjarige] voor dit moment wensen, heeft de moeder geen belang meer bij de vervallenverklaring. De kinderrechter komt daarom niet meer toe aan een beoordeling op het verzoek van de moeder. De kinderrechter wijst het verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel, dan wel gedeeltelijk, vervallen te verklaren daarom af.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
in zaaknummer: C/10/696868
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten in het netwerk bij de tante mz, tot 21 mei 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
in zaaknummer C/10/701627
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van E.N. Laurensse als griffier, en op schrift gesteld op 2 december 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.