ECLI:NL:RBROT:2025:1784

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
C/10/690411 / JE RK 24-2588
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de regeling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een jeugdzorgzaak

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 januari 2025, wordt een wijziging van de regeling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarige [voornaam minderjarige] besproken. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die zich zorgen maakt over de huidige situatie van de minderjarige. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen verloopt moeizaam. De minderjarige woont momenteel bij de moeder, maar de vader heeft ook een rol in de zorgregeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige regeling, die in 2022 is vastgesteld, niet meer in het belang van de minderjarige is, gezien de emotionele en fysieke vermoeidheid die voortkomt uit de lange reis tussen Scheveningen en Rotterdam. De kinderrechter heeft besloten dat [voornaam minderjarige] voorlopig doordeweeks bij de moeder zal verblijven, met een aangepaste regeling voor de weekenden en vakanties. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De zaak wordt aangehouden tot 1 juni 2025 voor verdere beoordeling van de situatie en de voortgang van de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690411 / JE RK 24-2588
Datum uitspraak: 16 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de regeling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] .
In de adviserende en/of toetsende taak is gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI van 2 december 2024 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het e-mailbericht van de vader van 16 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon B] .
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 16 juni 2022 de volgende regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
- [voornaam minderjarige] zal afwisselend de ene week van zondagavond 17.00 uur tot en met
woensdagavond 17.00 uur bij de vader zijn, en de andere week van vrijdagavond
17
uur tot en met woensdagavond 17.00 uur, waarbij de moeder [voornaam minderjarige] brengt en haalt als zij in Rotterdam blijft wonen;
- [voornaam minderjarige] zal de helft van de vakanties bij de vader doorbrengen en de andere helft
bij de moeder, steeds in onderling overleg te bepalen, waarbij ieder van partijen in
de zomervakantie ten minste twee aaneengesloten weken met [voornaam minderjarige] op vakantie
zal kunnen gaan;
- de feestdagen worden door [voornaam minderjarige] in beginsel gevierd bij de ouder bij wie hij
conform de zorgregeling op dat moment verblijft, tenzij het gaat om een feest dat uit twee dagen bestaat (Pasen, Pinksteren en Kerst). In dat geval zal [voornaam minderjarige] telkens de tweede feestdag bij de andere ouder doorbrengen;
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 9 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt om op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang als volgt wijzigen:
- [voornaam minderjarige] verblijft één keer per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 18:30 uur bij de vader ;
- de schoolvakanties worden door de helft gedeeld, in de zomervakantie verblijft [voornaam minderjarige] drie hele weken aaneengesloten bij een ouder;
- Moederdag verblijft [voornaam minderjarige] bij de moeder, Vaderdag verblijft [voornaam minderjarige] bij de vader. Verjaardagen van de vader en de moeder is [voornaam minderjarige] bij de betreffende ouder;
- feestdagen worden verdeeld tussen beide ouders;
- de even jaren is [voornaam minderjarige] met kerst en Pasen bij de moeder, en met oud en nieuw en Pinksteren bij de vader. De oneven jaren wordt dit omgedraaid;
- de verjaardag van [voornaam minderjarige] volgens de omgangsregeling.
De GI verzoekt de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het - onder verwijzing naar het verzoekschrift - als volgt toe. De communicatie tussen de GI en de vader verloopt moeizaam, evenals de communicatie tussen de ouders. Zij communiceren met elkaar per mail en de vader vliegt hierin geregeld uit de bocht. Hiervoor heeft de GI het traject Ouderschap Na Scheiding (hierna: ONS) aangevraagd, maar onbekend is wanneer dit kan starten. Vanochtend heeft de vader een e-mail gestuurd waarin hij verwijst naar een film van zeven uur lang. De GI kon deze film zo snel niet bekijken en kan hier inhoudelijk niet op reageren. Wel bevestigen de film en de e-mail van de vader de zorgen van de GI. Het baart de GI daarnaast zorgen dat de vader zegt [voornaam minderjarige] nodig te hebben om zich niet alleen te voelen. Het is problematisch dat [voornaam minderjarige] wanneer hij bij de vader is niet altijd naar school wordt gebracht en vaak ziek wordt gemeld, omdat de vader een conflict heeft met de school van [voornaam minderjarige] . Op school vertoont [voornaam minderjarige] gedrag dat niet past bij zijn leeftijd en de school wil daarom al langer het Samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs (hierna: het PPO) inschakelen. Dit is nog niet gebeurd, omdat de vader hiervoor tot nu toe geen toestemming heeft gegeven. De GI zal de vader morgen het desbetreffende formulier toesturen, nu hij aangeeft alsnog toestemming te willen geven. De bedoeling is op den duur weer toe te werken naar de co-ouderschapsregeling, maar het moet dan wel veilig zijn voor [voornaam minderjarige] bij de vader. Dat is nu niet het geval omdat er zorgen zijn over de emotionele veiligheid bij de vader. Ook lijkt bij de vader sprake te zijn van oud zeer wat telkens weer opspeelt. De GI acht het daarom van belang dat de vader hulpverlening voor zichzelf zoekt, waarbij hij met iemand praat die hem kan ondersteunen en begeleiden. Desgevraagd geeft de GI aan zich te kunnen vinden in het voorstel om de regeling voorlopig te wijzigen. Intussen kan de Raad als onafhankelijke partij onderzoek doen en hierover voor de volgende zitting rapporteren. Ook zijn tegen die tijd hopelijk de resultaten van het PPO binnen. Tevens kan dan het mogelijke verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling meegenomen worden. De GI geeft aan een KSCD-onderzoek te kunnen overwegen, maar wacht eerst graag de resultaten van het PPO af.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. De moeder wil graag dat [voornaam minderjarige] doordeweeks bij haar verblijft, zodat hij de rest van het schooljaar de rust en regelmaat heeft. Zo krijgt [voornaam minderjarige] de mogelijkheid om zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen en mee te komen op school. Helaas ziet de vader dit niet in en is het onmogelijk om met de vader andere afspraken over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te maken. De huidige regeling is vastgesteld toen [voornaam minderjarige] nog niet naar school ging. [voornaam minderjarige] moet met de vader van Scheveningen naar Rotterdam met het OV reizen om naar school te gaan. Gebleken is dat dit teveel van [voornaam minderjarige] vergt. Hij was vaak gefrustreerd, emotioneel en erg vermoeid. Hierdoor heeft de vader [voornaam minderjarige] met regelmaat niet naar school gebracht. Daarnaast maakt de moeder zich zorgen over de denkpatronen en het gedrag van de vader. Hij bespreekt volwassen zaken met [voornaam minderjarige] , wat verwarrend, belastend en schadelijk is voor hem. Het is daarom belangrijk dat hij opvoedondersteuning krijgt. De moeder acht deze hulp voor zichzelf niet nodig, maar staat hier wel voor open. [voornaam minderjarige] verblijft sinds medio november 2024 al doordeweeks bij de moeder en hij gaat eens in de twee weken een weekend naar de vader. Dit is zo gelopen omdat de vader problemen had door problemen met het OV. De door de GI verzochte regeling sluit dus aan bij huidige situatie. De moeder merkt dat [voornaam minderjarige] , sinds hij doordeweeks bij de moeder verblijft, ander gedrag vertoont. Eerder had hij bij de atletiek moeite met het reguleren van zijn emoties. De afgelopen paar keer is hij hier zonder problemen heen geweest. Op school verwacht de moeder dezelfde ontwikkeling. [voornaam minderjarige] heeft eerder van oktober 2023 tot maart 2024 bij de moeder verbleven en toen ging het ook een stuk beter met [voornaam minderjarige] . De moeder heeft last van de moeizame relatie met de vader en zij betreurt dat de hulpverlening nog niet is gestart. Wel is de moeder erg blij met de betrokkenheid van de jeugdbeschermer. Doordat de jeugdbeschermer meeleest met het mailcontact tussen de ouders, is de vader minder grensoverschrijdend richting de moeder toe. De moeder wil graag in afwachting van de in te zetten hulpverlening hulp van een bemiddelaar zodat zij op een zakelijke en praktische manier concrete afspraken met elkaar kunnen maken. Hoewel de moeder graag ziet dat regeling voor een langere tijd wordt gewijzigd, kan zij instemmen met een voorlopige regeling. Wanneer de regeling weer wijzigt, zorgt dit voor stress bij de moeder en moet zij veel praktische dingen regelen. Dit valt de moeder zwaar naast haar baan. Tot slot wil de moeder graag ondersteuning voor [voornaam minderjarige] vanuit het PPO.
4.3.
De vader voert verweer tegen het verzoek van de GI. Het klopt dat [voornaam minderjarige] op dit moment doordeweeks bij de moeder is en eens in de veertien dagen in het weekend naar hem komt. Dit is destijds zo afgesproken omdat er werkzaamheden waren waardoor de vader en [voornaam minderjarige] dagelijks veel tijd kwijt waren aan het reizen met het OV. Omdat [voornaam minderjarige] liever niet teveel wilde reizen en hij aangaf doordeweeks bij de moeder te willen zijn, is de vader hiermee akkoord gegaan. De vader vindt dit wel een lastige situatie omdat het voor hem onmogelijk is gemaakt om de co-ouderschapsregeling na te komen doordat de moeder naar Rotterdam is verhuisd. Het is een grote afstand van Scheveningen naar Rotterdam en dit valt de vader zwaar. Om deze regeling beter na te kunnen komen heeft de vader zelfs werk gezocht in Rotterdam, zodat hij [voornaam minderjarige] op tijd kan halen en brengen. De vader zou zelfs naar Rotterdam willen verhuizen, maar de huizenprijzen laten dit niet toe. Echter, de vader volgt deze regeling omdat dit de enige manier is om co-ouderschap te hebben. De vader ziet in dat het beter voor [voornaam minderjarige] is dat hij doordeweeks bij de moeder is. De vader ziet wel graag dat [voornaam minderjarige] dan elk weekend bij hem is. De vader wil graag met de moeder samenwerken maar hij heeft het gevoel dat hij overal in wordt tegengewerkt. De hele situatie valt de vader zwaar en hij is hierdoor vrijgesteld van werk. Desgevraagd geeft de vader aan hulpverlening te hebben. De vader is eerder in therapie geweest bij Parnassia, maar dit werd tegen hem gebruikt. Indien het noodzakelijk wordt gevonden dat hij weer therapie gaat volgen, dan is hij bereid dit te doen. Verder klopt het dat de vader problemen heeft met de school van [voornaam minderjarige] en specifiek met de manier waarop de leerkracht [voornaam minderjarige] en hem bejegent. [voornaam minderjarige] zou daarom een andere leerkracht moeten krijgen. Desgevraagd geeft de vader aan dat hij meermaals zwart op wit overal zijn toestemming voor heeft gegeven, ook voor de betrokkenheid van het PPO. De vader wil graag het beste voor [voornaam minderjarige] . Tot slot merkt de vader op dat hij de film heeft gemaakt om alles terug te kunnen luisteren en om zo op zijn eigen gedrag te kunnen reflecteren.

5.Het advies van de Raad

5.1.
De Raad ondersteunt het verzoek van de GI, dit te meer nu [voornaam minderjarige] al sinds november 2024 weken volgens de verzochte regeling bij de moeder verblijft. Hiervan was de Raad nog niet op de hoogte. De Raad acht het van belang dat [voornaam minderjarige] rust en stabiliteit ervaart en naar school gaat. Het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] is eerder geobserveerd en dit verloopt positief. De Raad denkt daarom dat het voor [voornaam minderjarige] goed is om doordeweeks bij de moeder te zijn. De Raad adviseert de vader om mee te werken in het belang van [voornaam minderjarige] en aan de slag te gaan met hulpverlening. De raad heeft in 2024 onderzoek gedaan en toen werd benadrukt dat het belangrijk is dat de vader hulp voor zijn persoonlijke problematiek zoekt. De vader zou destijds hulp vanuit Parnassia krijgen, maar het verloop hiervan is de Raad niet duidelijk. De Raad vindt het belangrijk dat de vader een eerlijke kans krijgt om aan de slag te gaan met de hulpverlening. Ook geeft de Raad de vader mee dat het niet de bedoeling is dat hij [voornaam minderjarige] belast met het maken van keuzes die niet bestemd zijn voor een kind van vijf jaar. Het is belangrijk dat de ouders zelf deze keuzes maken. Duidelijk is dat [voornaam minderjarige] last heeft van de huidige situatie en de vraag is of zijn gedrag voortkomt uit omgevingsfactoren of dat sprake is van kindeigen problematiek. Het is daarom van belang dat het PPO bij [voornaam minderjarige] betrokken raakt. Het is positief dat de vader hiervoor zijn toestemming wil geven. Verder is het van belang dat de verstandhouding tussen de ouders verbetert en dat ONS van start gaat.
De Raad stelt voor om voor de afloopdatum van de ondertoezichtstelling onderzoek te doen naar een voor [voornaam minderjarige] passende regeling van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken en daarover rapporteren.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. De kinderrechter overweegt het volgende.
6.2.
Bij voormelde beschikking van 16 juni 2022 is een regeling van de verdeling van zorg- en opvoedtaken vastgesteld waarbij [voornaam minderjarige] onder meer afwisselend de ene week van zondagavond 17:00 uur tot en met woensdagavond 17:00 uur bij de vader is, en de andere week van vrijdagavond 17:00 uur tot en met woensdagavond 17:00 uur, waarbij de moeder [voornaam minderjarige] brengt en haalt als zij in Rotterdam blijft wonen. [voornaam minderjarige] was toen drie jaar en ging nog niet naar school.
6.3.
Uit de stukken en ter zitting is gebleken van een wijziging van omstandigheden. De huidige regeling van de verdeling brengt met zich mee dat [voornaam minderjarige] voortdurend heen en weer moet reizen tussen Scheveningen en Rotterdam. Hierdoor is hij emotioneel en fysiek vermoeid en komt hij niet toe aan zijn schoolwerk en sociale interacties. Ook laat [voornaam minderjarige] zorgelijk gedrag zien. Hij heeft moeite met het reguleren van zijn emoties, ontwikkelt zich niet leeftijdsadequaat en het vermoeden bestaat dat [voornaam minderjarige] zijn sociaal-emotionele ontwikkeling is vertraagd. School heeft meermalen zorgen aangegeven over het gedrag van [voornaam minderjarige] . Hij is op school vaak erg moe, huilt veel en is het voor de leerkracht dan niet mogelijk om [voornaam minderjarige] aan te sturen. Ook laat hij storend gedrag zien in de klas, waardoor hij door de andere kinderen wordt gemeden. Onduidelijk is waar het gedrag van [voornaam minderjarige] vandaan komt, of sprake is van kindeigen problematiek of dat het gedrag het gevolg is van omgevingsfactoren. School graag wil graag met het PPO bekijken of ondersteuning voor [voornaam minderjarige] moet en kan worden ingezet in de klas en op school. Tot nu toe heeft de vader daar echter geen toestemming voor te geven.
6.4.
Daarnaast bestaan er zorgen over de thuissituatie van [voornaam minderjarige] bij de vader, omdat er bij hem sprake lijkt te zijn van wisselende stemmingen en hij softdrugs gebruikt. Ook lijkt de vader met [voornaam minderjarige] volwassen zaken te bespreken. Dit wordt afgeleid uit wat [voornaam minderjarige] aan de leerkracht vertelt. Daarnaast is de vader in conflict met de school van [voornaam minderjarige] en brengt hij [voornaam minderjarige] geregeld niet of te laat naar school. Ook is [voornaam minderjarige] meermalen ziekgemeld door hem, terwijl hij niet ziek was. Hij heeft daarover aan de jeugdbeschermer verteld dat hij het naar school brengen en van school halen van [voornaam minderjarige] als zwaar ervaart. Daarom bestaat de vraag of de vader wel in staat is [voornaam minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft en of hij hem voldoende stimuleert om tot ontwikkeling te komen.
6.5.
Tot op heden is het de ouders niet gelukt om afspraken te maken over de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] en daarin om op een constructieve wijze samen te werken. De relatie tussen de ouders is erg gespannen en het contact tussen hen verloopt daardoor zeer moeizaam. De ouders willen meewerken aan hulpverlening, maar er is een wachtlijst voor opvoedondersteuning en Ouderschap na Scheiding, om te werken aan de onderlinge communicatie. Naar verwachting kan deze hulpverlening over vier tot zes maanden starten. Wel is ter zitting naar voren gekomen dat [voornaam minderjarige] met instemming van de vader sinds november 2024 doordeweeks bij de moeder verblijft, omdat [voornaam minderjarige] teveel en te lang moest reizen. Hij gaat nu structureel naar school en lijkt hij zijn emoties beter te kunnen reguleren.
6.6.
Gezien de hiervoor geschetste omstandigheden is de kinderrechter van oordeel dat de regeling van de verdeling van zorg- en opvoedtaken
voorlopiggewijzigd dient te worden, omdat dat in het belang van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is. De kinderrechter acht het in zijn belang dat hij de aankomende periode doordeweeks bij de moeder verblijft, zodat hij de rust en stabiliteit ervaart die hij nodig heeft om tot ontwikkeling te komen. De regeling zal als volgt worden gewijzigd voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 9 juli 2025:
- [voornaam minderjarige] zal een keer per 14 dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 18.30 uur bij de vader zijn;
- [voornaam minderjarige] zal de helft van de krokusvakantie en de meivakantie bij de vader doorbrengen en de andere helft bij de moeder, in onderling overleg en samenspraak met de GI te bepalen.
6.7.
In afwachting van een advies van de Raad over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken en een briefrapportage van de GI over onder andere het verloop van de voorlopige regeling zal de zaak zal voor het overig verzochte worden aangehouden tot de hierna te noemen pro forma datum. De aankomende periode is het van belang dat bezien wordt hoe [voornaam minderjarige] onder de nieuwe situatie gedijt. Tevens is het belangrijk dat onderzocht wordt waar het gedrag van [voornaam minderjarige] vandaan komt en school met het PPO kan onderzoeken of hij ondersteuning nodig heeft en dat de vader daarvoor uitdrukkelijk toestemming geeft, voor zover dat nog niet gebeurd is. Daarnaast is het belangrijk dat ONS van start gaat zodat de ouders beter met elkaar leren communiceren en samenwerken en [voornaam minderjarige] onbelast contact kan hebben met beide ouders.
6.8.
Indien de GI tijdig een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling indient, zal dit verzoek op de nader te bepalen zittingsdatum gelijktijdig worden behandeld.
6.9.
De GI wordt verzocht om een week voor de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de Raad en de belanghebbenden) te overleggen over de dan huidige stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
6.10.
De Raad wordt verzocht een week voor de hierna vermelde pro forma datum zoals toegezegd te rapporteren en adviseren over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken.
6.11.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijzigt de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopigvoor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 9 juli 2025, en stelt deze als volgt vast:
- [voornaam minderjarige] zal een keer per 14 dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot
zondagavond 18.30 uur bij de man zijn;
- [voornaam minderjarige] zal de helft van de krokusvakantie en de meivakantie bij de vader
doorbrengen en de andere helft bij de vrouw, in onderling overleg en samenspraak
met de GI te bepalen.
7.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
7.3.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 juni 2025 pro forma;
7.4.
bepaalt dat de Raad, de GI en de ouders op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen.
7.5.
verzoekt de GI uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en de Raad) de verzochte rapportage te doen toekomen.
7.6.
verzoekt de Raad eveneens uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en de GI) de toegezegde rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2025 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. van Ringelesteijn als griffier, en op schrift gesteld op 30 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.